Niels Bokhove

Nieuwe facsimile-editie van Kafka’s dagboek

Meteen na het uitpakken van de nieuwe delen van de facsimile-editie van Kafka’s werk, Oxforder Quarthefte 7 & 8 (4°Ox7 & 8) , zie je de verschillen: na tien (dubbel)delen nu niet meer in cassette, niet meer als ‘cahier’ maar als gewoon boek gebonden, het bijhorende Franz Kafka-Heft bijgebonden in het tweede deel en geen CD-rom met de scans. Onmiskenbaar gevolgen van de overstap van Wallstein Verlag naar Vittorio Klostermann Verlag eerder dit jaar (zie hierover dit persbericht). Je kunt dat jammer vinden, met name omdat die ‘cahiers’ meer leken op de originele cahiers van Kafka, maar het binnenwerk is qua uiterlijk geheel identiek.

We hebben het hier over het zevende en achtste dagboekcahier, die samen globaal gezegd de periode van 11 februari 1913 tot en met 15 augustus 1914 en van 2 mei 1913 tot en met 15 februari 1914, dus elkaar overlappend één geheel jaar beslaan (in de Kritische Ausgabe van Fischer de pagina’s 491-553 en 555-638). ‘Globaal gezegd’, want Kafka heeft in cahier 7 nogal zitten rommelen qua volgorde van de notities. Kort gezegd komt het hierop neer: al vrij snel, namelijk na een grote aanzet van het Ernst Liman-verhaal van 28-2-1913, draaide Kafka het hele cahier om en schreef toen verder. De facsimile-editie volgt dit consequent: je moet het hele boek overdwars omdraaien om verder te lezen. En ook de annotaties achterin deel 8 volgen deze omkering. Nogal onhandig natuurlijk, vooral ook omdat die annotaties voor deel 7 niet in dit deel zelf maar in het bijbehorende Heft staan. En ook onhandig om er naar te verwijzen, maar hoe consequent wil je als editeur zijn. Je kunt het ook als Spielerei van de bezorgers beschouwen, hoewel ik dat bij dit soort uitgaven toch liever niet zou zien. Maar ja, de bron van dit alles is postuum natuuurlijk Kafka zelf. Gelukkig is bij cahier 8 deze hindernis niet aanwezig.

Nu de inhoud zelf.

Bij een preciezere blik op beide delen — en een dergelijke editie mét nauwkeurige transcriptie nodigt daartoe uit — valt een aantal details op die in elk geval mij nieuwsgierig maken. Voor beide delen geldt dat in tegenstelling tot eerdere uitgaven een afbeelding van het cahieromslag ontbreekt, terwijl er in de toelichting in beide gevallen sprake is van een ‘Dunkelbraunes Wachstuchheft’.

Maar goed, eerst nu deel 7. En dan allereerst Kafka’s tekst zelf.
• Op p. 108-09 staat in regel 27 tussen twee woorden een invoegingsteken dat verwijst naar een direct bovenliggende tekst van 5 en 9 woorden in twee regels. Wat was Kafka’s bedoeling hier? Ik raakte even in de war. Op het eerste gezicht denk je dat de hele tekst moet worden ingevoegd, maar bij nader toezien blijkt het anders te zitten. Alleen de tweede regel is een invoeging, de eerste regel hoort er niet bij. In de Kritische Ausgabe (p. 517) is dat ook correct weergegeven.
• In regels 17-18 op p. 122-123 staat een relatief grote haak — een soort omgekeerde 7 — die naar onderen doorloopt naar de volgende regel en daar stopt tussen twee woorden. Wat betekent die haak? Het lijkt een soort invoegingsteken, maar er wordt niets ingevoegd.
• In regel 9 op p. 130-31 komen we ‘pünktliche [A]Einhaltung des fernen Briefwechsels’ tegen, wat betekent dat Kafka de A in een E heeft veranderd. Je vraagt je dan nieuwsgierig af: wat had Kafka eerst willen schrijven?
• Misschien pietluttig, maar in een editie als deze gaat het nu eenmaal om preciezie: op p. 20, regel 26 is een omwisselingsteken iets verschoven.
• Op p. 32 kwam ik in het verhaal ‘Kaldabahn’ het mij onbekende woord ‘Kukuruz’ in de doorgehaalde reeks ‘Butter, Fleisch, Kukuruz’ tegen. Het blijkt een Slavische, dus ook Russische naam voor maïs te zijn. Te onthouden voor een Kafka-diner.

Dan de transcriptie.
• Op p. 41 kom ik in regel 12 ‘Garn nicht geschlafen’ tegen. ‘Garn’ is geen Duits woord, volgens mij staat er in het handschrift gewoon ‘Gar’ met een klein haakje aan de r dat absoluut geen n is.
• Een mooi voorbeeld van een verschil tussen deze en de Kritische Ausgabe zijn de woorden ‘verschiedene Lebensmittel’ op p. 32, regel 9. In de eerste is te zien dat Kafka de doorhaling vóór ‘tel’ liet stoppen, in de tweede is dat niet te zien. Dit is natuurlijk een detail, maar het is voorstelbaar van belang is voor een goed begrip van het ontstaan van een tekst.

Dan deel 8 en weer eerst Kafka’s tekst.
• Op p. 151 is te zien dat Kafka een open plek heeft gelaten in de woordreeks ‘der knapp sitzende graue Hut mit steif, schief und hoch geführtem               aus gleichem Stoff’ (in de Kritische Ausgabe p. 623). Op welk woord kon Kafka hier niet komen? Voor altijd een raadsel.

Nu weer de transcriptie.
• In de facsimile op p. 39 staan in grote letters de uitroepen ‘Ich elender Mensch!’ en ‘Was für Not!’. Reuß tekent daarbij aan in het bijbehorene Heft dat een grote letter in uitgaven ‘die die Handschrift nicht zeigen, unsichtbar bleibt’. Impliciet duidt hij hier op de Kritische Ausgabe van S. Fischer Verlag, die echter wel degelijk hier (p. 571) een grotere letter gebruikt. In de fascimile-editie staan de uitroepen daarentegen in de standaardgrootte!
• Op p. 65 staat in regel ‘gekoc[k]ht’, d.w.z. de k is vervangen door een h. Op de parallelle facsimile is te zien dat er inderdaad iets is overschreven, maar Kafka’s typerende k kan ik niet ontdekken.

Tenslotte is er dan nog het Franz Kafka-Heft 12. In voorgaande edities ging het in de Hefte vrijwel altjd om een gedetailleerde en uitgebreide filologische toelichting op de overgeleverde originelen. Dit beleid lijkt hier enigszins verlaten. Op bladzijde 8 blijkt Reuß opeens tot interpretatie overgegaan te zijn. Dat is op zich natuurlijk interessant, zeker als Reuß dat doet, maar tegelijk treedt het toe tot een immense en langzamerhand dolmakende zee aan interpretaties (die —  mijn stokpaardje — vaak meer zeggen over de duider dan over Kafka). In dit geval is er bijvoorbeeld bladzijden lang (p. 8-13) sprake van de identificatie van Kafka’s hierboven genoemde uitroepen als Bijbelverwijzingen. Daarna volgt een lange, bijna psychologische duiding van Kafka’s verschrijving ‘Auschlag’ in plaats van ‘Ausschlag’, hoewel — toegegeven — sterk gelieerd aan de wijze van tekstpresentatie: handschrift zelf of alleen de transcriptie zoals in de Kritische Ausgabe. Reuß vervolgt dan heel nuttig met het illiustreren van het belang c.q. voordeel van een facsimile-editie ten opzichte van die in de ‘Kritische Ausgabe’ van Fischer Verlag. Heel verrassend is dan weer Reuß’ vondst in verband met het ‘Ernst Liman’-fragment dat er in die tijd berichten over een generaal Otto Liman von Sanders in Konstantinopel in het Prager Tagblatt stonden.

Franz Kafka, Oxforder Quarthefte 7 & 8 [4°Ox7 & 4°Ox8] (Historisch-Kritische Ausgabe sämtlicher Handschriften, Drucke und Typoskripte). Edition des Instituts für Textkritik. Hrsg. Roland Reuß und Peter Staengle. Vittorio Klostermann, Frankfurt/M 2024. — ISBN 978-3-465-04656-1. € 128,00.

Toegift: de grafoloog
Allereerst iets over Kafka’s handschrift zelf. Heel opvallend hoe hij twee t’s, zelfs als er letters tussen staan, met één haal van een dwarsstreep voorzag. En dan de afkeer van zijn eigen hoofdletter K: hij zegt het letterlijk op p. 106/07 in 4°Ox7 tussen haakjes: ‘(Ich finde die K hässlich, sie widern mich fast an und ich schreibe sie doch, sie müssen für mich sehr charakteristisch sein)’. Dit klopt, en dit geldt niet alleen voor de K maar ook voor andere kapitalen: op dezelfde bladzij komen we een naar onderen langgerekte B en een S tegen. 

Hoe dan ook, Kafka’s handschrift blijkt een dankbaar object voor grafologen geweest te zijn. Wat je ook vindt van hun ‘vak’, in een brief van Kafka zelf komt er een beoefenaar, amateur of niet, aan de orde. Uit zijn brief van 14 augustus 1913 aan Felice Bauer blijkt dat zij Kafka’s epistels heeft laten zien aan een grafoloog die toevallig tegelijk met haar in een vakantiepension verbleef. Deze man trok er conclusies uit waar Kafka het totaal mee oneens was: hij is niet ‘”sehr bestimmt in meiner Handlungsweise”’, ook niet ‘”überaus sinnlich”’, ‘nicht gutherzig’, zeker niet ‘”aus Zwang”’, heeft ook niet ‘“künstlerische Interesse”’.

Maar daar bleef het niet bij. In 1960 boog een zekere Janine Monnot zich over Kafka’s handschrift, een fragment uit het begin van het dagboek. Zij kwam met de volgende ‘diagnose’ — ik geef alleen de conclusies weer —: ‘nature vibrante, hyper-sensible et frémissante’ (‘ontroerende, overgevoelige en bevende aard’), ‘nature très artiste, plein de culture, de charme et de rayonnement [uitstraling, invloed]’, ‘philosophique’, ‘intérêts […] même politiques’, ‘beaucoup d’idées justes’, ‘extrêmement individualiste’, ‘vision de l’essentialité des phénomènes’, ‘esprit extrêmement vif’, ‘recherche de l’intemporel’, ‘le B […] (symbole de la mère)’, ‘problème parental’, ‘vie affective est réduite, défendue, labile’, ‘impossibilité à établir un contact affectif direct’, ‘projette dans son œuvre tous ses problèmes’. Sommige eigenschappen zijn heel herkenbaar!

In 1969 volgde Kafka’s bijna-naamgenoot František Kafka, die zich baseerde op afbeeldingen van zes handtekeningen uit verschillende perioden in Kafka’s leven en het begin van ‘Die Verwandlung’ op het omslag van een mapje ansichtkaarten uitgegeven door Orbis Verlag in Praag. Deze grafoloog kwam op deze eigenschappen: uit de onderbreking tussen k en a blijkt ‘Invention’, verder vallen op ‘Frohsinn’, ‘ordentlich, diszipliniert und sparsam’ als student, bovendien ‘Frei-Sein von materiellen Interessen und von Sehnsucht nach Reichtum’, ‘Einfallsreichtum und Intervention’, ‘innerer Fohsinn, Sinn für das Bizarre und Witz’, neiging tot ‘Hohnlächeln’, ‘Unmittelsamkeit innerer Erlebnisse und Zustände’ en ‘Abgeschlossenheit gegenüber seiner Umgebung’, ‘Isoliertheit von der Umhebung und einer gewisse Egozentrismus’, ‘innere Gefühlsreichtum in unaufhörlicher Konfrontation mit dichterischen Sehen und kühler Überlegung’. De letters F en k wijzen op ‘Unausgereifheit und in gewissem Masse auch Gekünsteltheit’, ‘ein gewisses Wissen um Exklusivität’ en ook ‘Eigenbrödlertum und eine Besonderheit des Blickes’. Uit de kleine k en de grote K blijkt ‘der absolute analysierende und kritisierende Intellekt’. Verder signaleert de naamgenoot ‘Unentschlossenheit’, hij is ‘nervös, aber sehr scharfsinnig und rasch denkend’,  ‘weltanschaulicher Exklusivität’, ‘Hartnäckigkeit und Starrköpfigkeit im hohen Grade’ en tenslotte ‘Sinn für Eleganz’.

Sommige ‘diagnoses’ komen mij als vrij plausibel over. Mijn vraag aan u, lezer: met welke conclusies bent u het eens en welke andere eigenschappen vallen u op? Een leuk spel voor de lange winteravonden.

Niels Bokhove
11-12-2024

Janine Monnot, ‘Analyse graphologique’, in: M. Carrouges, Kafka contre Kafka (1962), 169-72.
František Kafka, Zeitschrift für die Geschichte der Juden 6 (1969) 2, 75-81; ‘’The handwriting of Franz Kafka. An analysis’, Review of the Society for the History of Czechoslovak Jews 3 (1990/91) 117-24.