door Niels Bokhove

Na helaas enkele jaren vertraging is dan eindelijk het vierde deel van de kritische uitgave van Kafka’s brieven verschenen. Met name de — opnieuw meticuleuze en uitputtende — annotatie heeft bezorger Hans-Gerd Koch veel meer tijd gekost dan was verwacht.
Het betreft hier de brieven die hij heeft geschreven in de periode tussen begin 1918 en eind 1920, dat wil zeggen de tweede helft van Kafka’s verblijf bij zijn zus in het landelijke Zürau en zijn relatie met Milena Jesenská in Wenen. In totaal 315 stuks (incl. alleen vermeldingen, omdat de brief zelf verdwenen is). Hierbij komen dan nog de drie opdrachten in geschenkboeken. Apart zijn 46 brieven en 5 opdrachten aan Kafka opgenomen.
Een belangrijk deel van deze band wordt, zoals gezegd, in beslag genomen door de brieven aan Milena, vrijwel alle eigenlijk. Die waren tot nu toe al in twee uitgaven verschenen — die van Willy Haas in 1966 en die van Born en Müller in 1983 —, maar beide werden in verschillende mate gehinderd door onduidelijke datering en door weglatingen om privacy-redenen. Koch is erin geslaagd om de dateringen alsnog te preciseren of te corrigeren en bovendien stond het hem nu vrij de integrale tekst te publiceren; verder zijn delen van een brief aan Milena, die eerder als aparte brieven werden beschouwd en gepubliceerd, nu weer bij elkaar gezet (nr. 1361). Om onduidelijke redenen hanteert Koch consequent de naam Milena Pollak; niet zozeer opvallend omdat zij toen getrouwd was — dit is conform Kochs editieprincipes — maar wel vreemd omdat tot nu toe die achternaam altijd als Polak gespeld werd. In de biografische schetsen van de briefontvangers zwijgt hij daarover.
De winst van deze uitgave omvat achttien nieuwe of op zijn minst nu volledige brieven (gek dat Koch dat niet vermeldt in zijn inleiding). Ik turfde: aan zus Elli en haar man (nr. 1121), aan Oskar Baum (1137), Felix Weltsch (1139), ouders en zus Ottla (1246), Ottla alleen (1145, 1186), verloofde Julie Wohryzek (1205, 1206), vriendin Minze Eisner (1230, 1428), pensionhoudster Olga Stüdl (1238), schrijver Albert Ehrenstein (1266), geliefde Milena Pollak (1323, 1334, 1345), kennis Jarmila Reiner (1379), Siegmund Kaznelson (1427) en een zakelijke brief (1155). Heel mooi is dat Koch de originele brieven aan Minze Eisner heeft kunnen opsporen in Hamburg, haar laatste woonplaats.
Een paar vondsten: de toespraak van een bestuurder, waarvoor Kafka als ambtenaar in 1917 het slot had geschreven (bij 1126). Verder in de annotatiesectie vertalingen van een artikel van Milena, waarover Kafka zo enthousiast was (bij 1370), en van een in 1385 vermeld artikel van Bertrand Russell.
Het is te betreuren dat in de loop der jaren een aantal brieven, waarover nog met name Brod kon beschikken voor zijn editie van 1958, inmiddels verdwenen zijn (1147, 1212). Raadselachtig is de annotatie bij een brief aan Weltsch uit 1919/20 (1215): ‘([…] Druckvorlage: Kopie): […] Kopien liegen nicht vor.’ Verheugend is weer dat Koch op tijd kennis kreeg van brieven die op veilingen werden aangeboden (1266, 1379). Waar de brieven vervolgens beland zijn, is dan weer een andere vraag.
Een paar kritische noten: in het kritisch apparaat achterin had bij brief 1172 nog de facsimile in Kurt Wolffs Briefwechsel eines Verlegers (1066), afb. 29, vermeld kunnen worden. Verder is de bekende tekening bij de brief aan Milena van vermoedelijk 29-10-1920 (p. 365) — tegen zuil leunende man die naar marteling kijkt — ook nu weer zonder opgaaf van reden ‘versmald’ weergegeven, d.w.z. de afstand tussen man en martelscène is vermoedelijk om druktechnische redenen een stuk verkleind ten opzichte van het origineel (ik heb daarvan ooit de microfilmopname gezien, vandaar dat ik dat weet). Bovendien blijkt – weer opnieuw – de beperkte actieradius van het Nederlandstalige Kafka-Katern, want de ’türkisch-jüdischer Teppichhändler’, die Kafka in 1920 in Meran ontmoette (p. 116), is door Tony Northey in een bijdrage van 2009 geïdentificeerd als Sabetai Gabai. Dit heeft Koch kennelijk niet bereikt – of hij vond het te veel detail.
Nu is het wachten op het vijfde en laatste deel van de kritische briefuitgave.
Over de kritische editie nog het volgende. Wat de resterende delen betreft valt te melden dat Kafka’s Hebreeuwse oefeningen zullen verschijnen als coproductie van S. Fischer Verlag en Stroemfeld Verlag, de uitgever van de facsimile-uitgave. (De controverse tussen beide uitgevers is kennelijk voorbij, ze hebben elkaar gevonden in deze moeilijke boekentijden op een eveneens commercieel moeilijke uitgave.) Verder mogen we een supplementdeel verwachten, waarin tussentijds noodzakelijk geworden aanvullingen en correcties e.d. zullen staan. — N.B., 26-12-2013.
Franz Kafka, Briefe 1918-1920. Hrsg. von Hans-Gerd Koch (Kritische Ausgabe, Bd. IV). S. Fischer Verlag, 2013. —ISBN 978-3-10-038162-0, € 152,00.