Niels Bokhove
Volgens mij bijna op de kop af veertig jaar geleden, kort voor mijn afstuderen in 1981, ging ik mee met een studentenreis naar ‘Oxbridge’. Ik wist dat de vooraanstaande Kafka-specialist Sir(!) Malcolm Pasley in Oxford werkzaam was. Hoe ik het voor elkaar kreeg weet ik niet meer, maar het lukte een afspraak met hem te maken. Ik liep het eerbiedwaardige Magdalen College in, stak het grote binnengazon over en bereikte Pasley’s werkkamer. Waar we het over hebben gehad weet ik niet meer — mogelijk over mijn doctoraalscriptie over Kafka’s sociaal-filosofisch denken —, maar nog heel goed heb ik het beeld voor ogen van de stapel papier heel oneerbiedig op de grond bij de deur: de drukproef voor het eerste deel van de Kritische Ausgabe, Das Schloss. Het zou het volgende jaar verschijnen. (Pasley overleed in 2004, drie jaar later kon ik zijn exemplaar, met zijn notities en knipsels, van Järvs Kafka-bibliografie verwerven. Een mooie aandenken aan die ontmoeting.)
Sindsdien zijn er dertien delen van Schriften Tagebücher Briefe Kritische Ausgabe bij S. Fischer Verlag verschenen en staan er nog twee op stapel: Briefe 1921-1924 (met aanvullingen en correcties op de eerdere briefdelen) en de ‘Hebreeuwse schriften’. Tot nu toe dus gemiddeld een deel per drie jaar.
Na veel juridisch gesteggel met Fischer startte in 1997, na twee inleidende uitgaven in 1995, een nieuwe kritische editie: de Historisch-Kritische Ausgabe sämtlicher Handschriften, Drucke und Typoskripte, kortweg de facsimile-uitgave, bezorgd door Roland Reuß en Peter Staengle. Hiervan waren tot 2020 negen delen verschenen, oftewel gemiddeld een per bijna drie jaar.
Het zijn dus langjarige projecten waarvan de frequentie met de jaren afneemt, onder andere door vertrek en zelfs overlijden van bezorgers, door het afnemen van subsidies en door het stoppen van de uitgever.
Het laatste is het geval bij de facsimile-editie. Tot 2018 was Strœmfeld/Roter Stern van K.D. Wolff de uitgever, maar die ging dat jaar failliet. Gelukkig bleek Wallstein Verlag bereid de editie veilig te stellen en voort te zetten: het nam het net uitgekomen Das Schloss onder zijn hoede en bovendien ook het specialistische tijdschrift Kafka-Kurier. En zo verscheen vorig jaar als eerste uitgave bij Wallstein het nieuwste deel: de Oxforder Quarthefte 3 & 4.
Dit deel bevat de dagboekschriften van resp. eind oktober tot eind november 1911 en eind november 1911 tot begin januari 1912. Belangrijke maanden, want daarin viel de voortzetting van Kafka’s contact met de Jiddische toneelgroep uit Lemberg, waarvan hij kort ervoor, begin oktober, de eerste voorstelling had gezien. Het was voor hem de eerste kennismaking met een voor hem onbekende tak van het jodendom. Hij raakte bevriend met hoofdrolspeler Jizchak Löwy en werd verliefd op de actrice Amalie Tschissik. Medio januari vertrok de groep uit Praag maar Löwy bleef nog enige tijd. Deze contacten werkten door in Kafka’s visie op het jodendom, waarvan hij eigenlijk alleen de assimilatie-versie kende en die hij bekritiseerde.
Het lijkt erop dat Kafka bij zijn notities over deze groep heel duidelijk wist wat hij wilde schrijven, want het aantal correcties is opvallend laag, het handschrift loopt soepel door, hij was zeker van zijn zaak. En dat kun je niet altijd van hem zeggen, de ‘Entschlußunfähigkeit’ kleefde aan hem. Opmerkelijk is dat de bezorgers in staat waren het verschil te zien tussen de correcties die Kafka direct en pas naderhand, als voorbereiding voor de voorlezing voor Brod, gemaakt heeft.
Overigens bevatten deze cahiers naast de feitelijke teksten ook een klein aantal literaire aanzetten maar ook de complete tekst van ‘Großer Lärm’ en ‘Das Unglück des Junggesellen’, die nog in 1912 gepubliceerd werden en die in de gedrukte versie in het bijgevoegde Franz Kafka-Heft zijn opgenomen. Verder vallen de passages over ‘eine Selbstbiographie’ (17-12), die hij wilde schrijven maar dat nooit deed, en ‘kleine Literaturen’ (25 & 27-12) op.
Dit soort uitgaven is natuurlijk fantastisch, het laat in één oogopslag zien hoe de tekst onder Kafka’s pen tot stand is gekomen, terwijl je in de kritische uitgave van Fischer dan telkens moet grijpen naar het aparte Apparat-deel (als je dat al hebt), waarin een nogal moeilijk te onthouden tekensysteem voor Kafka’s tekstcorrecties en –ingrepen is gehanteerd. Maar het lezen van de facsimile’s vergt weer veel van het leesvermogen: je moet met Kafka’s handschrift vertrouwd zijn of raken en de transcriptie is vaak een wirwar van letters en tekens. Het is dus praktisch alleen aantrekkelijk voor specialisten en dergelijke.
Voor de aardigheid heb ik eens een willekeurige pagina handschrift (Ox4° 3, p. 68-69) met de tekst in de Fischer-uitgave (T 221-22) incl. de Apparat-band vergeleken. Allereerst valt op — en dat was allang een bekend en bekritiseerd feitje — dat de ‘ss’ in het handschrift overal in de Fischer-uitgave een ‘ß’ is geworden. Verder vond ik geen enkel tekstverschil. Maar dat zegt natuurlijk niets over de rest. Een heel ander element zijn de markeringstekens van Max Brod in het handschrift (ooit gemaakt voor de eerste uitgave van het dagboek in 1935), die in de facsimile-editie goed te zien zijn maar in de Fischer-editie niet in de Apparat-band vermeld worden. Nu zie je zwart-op-wit wat Brod als het ware aangericht heeft in de handschriften.
Dan de annotaties. ‘Sohn des Cafehauswirtes Hermann’ licht Reuß niet toe, Koch wel. Wat globaler verder kijkend kreeg ik de indruk dat Reuß over het algemeen inerdaad beperkter heeft geannoteerd dan Koch. Maar nogmaals: mijn steekproef is beperkt.
Deze eerste Wallstein-uitgave wijkt wat af van de voorgaande bij Strœmfeld/Roter Stern. De fascimile’s zijn op iets ruwer papier gedrukt, wat de scherpte van het handschrift een fractie verminderd heeft. Verder staan er alleen heel korte annotaties naast de transcriptietekst en de lange in het bijbehorende Heft. Een gemis is de CD-rom met de handschriften in kleur, die tot nu toe bij de uitgaven geleverd werden.
Franz Kafka, Oxforder Quartheft 3 & 4, hrsg. Michel Leiner u. Roland Reuß. Franz Kafka-Heft 10 (Historisch-Kritische Ausgabe sämtlicher Handschriften, Drucke und Typoskripte, hrsg. Roland Reuß u. Peter Staengle). Wallstein Verlag, Göttingen 2020. — 182 + 182 + 49 pp., in cassette. ISBN 978-3-8353-3505-9. € 128,00.
N.B. Op dit moment zijn alle bij Strœmfeld verschenen delen in deze editie bij Wallstein Verlag te verkrijgen: 5182 pp., 2115 afb., 10 delen in cassettes voor € 703 (D) / 723 (A).