door Leo Frijda

Soma Morgenstern is in Nederland niet erg bekend. Daar zal de komende tijd verandering in komen omdat een Nederlandse vertaling van Morgenstern’s boek uit over Joseph Roth in voorbereiding is. In het Duits is dit boek onder de titel Joseph Roths Flucht und Ende. Erinnerungen uitgegeven door Kiepenheuer & Witsch.[i]

Voor de Nederlandse vertaling heeft zich vooral Georg Deutsch sterk gemaakt, een kenner van het werk van Morgenstern die afwisselend in Nederland en in Wenen woont. Met Deutsch kwam ik in contact omdat ik over Morgenstern had geschreven en aan hem in mijn boek Tel me bij de amandelen een hoofdstuk had gewijd.
Van Deutsch kreeg ik een kortgeleden verschenen publicatie waaraan hij heeft meegewerkt: Formen des Magischen Realismus und der Jüdischen Renaissance, onder redactie van Bettina Bannasch en Petro Rychlo en uitgegeven door V&R unipress. De interessante bijdrage van Deutsch luidt: ‘Soma Morgenstern, der Magische Realismus und die Jüdische Renaissance: Morgensterns Romane Der Tod ist ein Flop und Der Sohn des verlorenen Sohnes‘.
Bettina Bannasch schrijft over ‘Die “Prager Schule” des Magischen Realismus. Oskar Baums Messiasroman “Die Tür ins Unmögliche”‘. De liefhebbers van het werk van Kafka zal deze bijdrage over het werk van een van zijn Praagse vrienden interesseren. In Nederland houdt Emmy van Swaaij zich indringend met het werk van Oskar Baum bezig.
Een andere bijdrage is van de hand van Petro Rychlo, de actieve hoogleraar ‘fremdsprachige Literatur’ aan de universiteit van Czernowitz. Mede aan Rychlo is het te danken dat de Duits-Joodse schrijvers uit de Boekovina niet in de vergetelheid raken. Hij is een kenner van het werk van Paul Celan, wiens gedichten hij in het Oekraïens heeft vertaald. Bedoelde bijdrage van Rychlo luidt ‘”Herumtappen im Licht” – Soma Morgensterns publizistische Kafka Rezeption’.

Morgenstern is in 1890 in Galicië geboren en in 1976 in de Verenigde Staten overleden. Zijn hoofdwerk, Funken im Abgrund, bestaat uit drie delen: Der Sohn des verlorenen Sohnes, Idyll im Exil en Das Vermächtnis des verlorenen Sohnes. Door zijn vlucht tijdens de donkere jaren van de vorige eeuw – via Frankrijk naar Amerika – is het schrijven van deze trilogie met horten en stoten gegaan en heeft ook de publicatie ernstige vertraging opgelopen. De trilogie heeft daardoor onvoldoende aandacht getrokken. Dat is nu anders. Vooral de Duitse uitgaven van de trilogie bij zu Klampen Verlag in 1996 heeft ervoor gezorgd dat Morgenstern niet in de vergetelheid is geraakt.
Waar het hier om gaat is dat Morgenstern Kafka persoonlijk heeft ontmoet en al kort na diens overlijden in het Berliner Tageblatt een artikel aan hem heeft gewijd, ‘Kafka zum Gedächtnis’. Daarna is hij over Kafka blijven schrijven, al zijn die artikelen eerst postuum gepubliceerd. Dit alles is terug te vinden in Soma Morgenstern, Kritiken – Berichte – Tagebücher, in 2001 uitgegeven door Zu Klampen Verlag. Deze vuistdikke verzamelbundel is alleen nog antiquarisch te vinden, zij het met moeite.
Met Rychlo verbaas ik me dat in de Kafka-literatuur Morgenstern bijna niet wordt genoemd (zijdelings wel door Stach). Rychlo:

Wenn man bedenkt, dass er einer von ganz wenigen Nicht-Prager Literaten war, der Kafka noch persönlich erlebte, bereits 1924, in Kafkas Todesjahr, einen Nachruf auf sein Ableben in Deutschland publizierte und später viele Jahrzehnte hindurch als einer der glühendsten Anhänger und überzeugendsten Adepten seiner Werke galt, wirkt diese Tatsache sehr befremdet.

Ludwig Hardt (houtskooltek.: Leo Prochownik)

Morgenstern heeft Kafka door Ludwig Hardt leren kennen. Wie Kafka von Tag zu Tag van Reiner Stach naloopt, bemerkt hoe vaak Hardt werk van Kafka heeft voorgedragen, in een tijd bovendien dat Kafka nog geen grote bekendheid genoot. De eerste keer was op 9 maart 1921 in Berlijn waar Hardt van Kafka o.a. ‘Elf Söhne’ voordroeg. Morgenstern vermeldt dat hij Hardt en Kafka in Praag heeft ontmoet en dat zal dan oktober 1921 kunnen zijn geweest toen Hardt verschillende keren in het Mozarteum optrad. Kafka heeft de voordrachtsavond van 1 oktober 1921 bijgewoond en Hardt en Kafka hebben elkaar op 4 oktober in hotel Blauer Stern gesproken.
Binnen een maand nadat Kafka op 3 juni 1924 in Kierling was gestorven, heeft Hardt in Wenen werk van Kafka voorgedragen, ‘Franz Kafka zum Gedächtnis’, waarover Morgenstern in het Berliner Tageblatt heeft bericht.[i] Hardt droeg in Wenen negen verhalen van Kafka voor, omlijst door een gedicht van Georg Heym (‘Der Tag liegt schon auf seinem Totenbette’) en een gedicht van Heine (‘Childe Harold’). Rychlo vermeldt dat Hardt zijn ‘Kafka-Rezitationsprogramm’ enkele maanden later in Berlijn heeft herhaald waarover Joseph Roth in de Frankfurter Zeitung van 27 oktober 1924 heeft bericht.[iii]

Morgenstern noemt Kafka in het Berliner Tageblatt een ‘grosser Dichter’ en schrijft over hem onder meer:

Daher die scheinbar grausame und harte Gegenständlichkeit der Sprache, die es bewirkt, dass alles apokalyptische Weltgerichtsgetue der Moderne zum armseligen Report wird vor seinem Welt-Bericht, in dem Tag und Nacht nicht durch das Auglicht einer Weltanschauung getrennt, sondern durch das Herzlicht Dostojewskischer Menschenanschauung zur visionären Wirklichkeit vereint wird.

Terecht wijst Rychlo erop dat Morgenstern als een van de eersten Kafka’s verwantschap met Dostojevski heeft opgemerkt. Dit is des te opvallender omdat in 1924 de romans van Kafka nog niet waren gepubliceerd en Morgenstern evenmin de brieven van Kafka aan Felice Bauer kon kennen waarin Kafka Dostojevski noemt als een van ‘zijn eigenlijke bloedverwanten’.[iv]

Behalve ‘Franz Kafka zum Gedächtnis’ staan in Kritiken – Berichte – Tagebücher nog meer stukken van Morgenstern over Kafka. Geen van die stukken waren eerder gepubliceerd. Ingolf Schulte, die deze uitgave van het verzameld werk van Morgenstern heeft verzorgd, dateert het eerste daarin opgenomen en niet eerder gepubliceerde essay op (vermoedelijk) voorjaar 1927. Uit de tekst blijkt dat Morgenstern toen Der Prozess en Das Schloss al had gelezen. Ik haal één thema naar voren dat ook Rychlo noemt. Morgenstern schrijft: ‘Hier weht Dorfluft.’ ‘Das Klima der Seelenlandschaft hat hier den Atem reiner Dorfluft.’ Interessant omdat Walter Benjamin in zijn essay over Kafka uit de jaren dertig Morgenstern aanhaalt die zich in deze zin tegenover hem moet hebben uitgelaten. Dat blijkt dus correct. Een echo daarvan vinden we in het gedicht van Paul Celan, ‘Aus dem Moorboden’.[v]
Het tweede niet eerder gepubliceerde essay van Morgenstern moet na 1954 zijn geschreven en mogelijk zijn bedoeld voor een boek, Franz Kafka and his Misinterpreters, dat ongeschreven is gebleven. Morgenstern noemt enkele misverstanden die echter heden ten dage minder opgeld doen.
Tenslotte is in Kritiken – Berichte – Tagebücher onder de titel ‘Wer ist Franz Kafka?’ het verslag te vinden van de ontmoeting van Morgenstern met Kafka. Morgenstern beschrijft hoe hij Kafka toen heeft waargenomen. Net als Rychlo citeer ik die passage:

Im Gesicht eine angespannte Strenge, die schmale Stirn etwas beunruhigend über dem feinen Gesicht, überraschend die angenehme tiefe Stimme und die grosse Freundlichkeit eines Weisen.

Verder bestaat ‘Wer ist Franz Kafka?’ uit een aantal aantekeningen over Kafka, (vermoedelijk) vastgelegd in de periode 1973-1975 en kennelijk bedoeld als ‘bouwstenen’ voor het boek over Kafka dat Morgenstern nog had willen schrijven maar wat hem niet meer was gegund.
Rychlo is over die aantekeningen af en toe kritisch. Dat geldt bijvoorbeeld Morgenstern’s negatieve interpretatie van Die Verwandlung. Maar men vindt bij Morgenstern daarnaast positieve benaderingen die Kafka meer recht doen. Zo schrijft hij naar aanleiding van Der Prozess: ‘Er ist die Schuldige a priori’. Morgenstern plaatst Kafka als schrijver bovendien terecht in een ‘traditie’ en noemt in dit verband o.a. Kleist. Het is daarom jammer dat het bij fragmenten is gebleven en Morgenstern’s aantekeningen niet verder zijn uitgewerkt.

[i] In dit boek komt, zij het kort, ook Kafka voor (bladzij 94 van de Duitse uitgave).
[ii] Soma Morgenstern, Kritiken – Berichte – Tagebücher, bladzij 9.
[iii] Joseph Roth, Werke 2, Das journalistische Werk 1924-1928.
[iv] Brief van Kafka aan Felice Bauer van 2 september 1913.
[v] Zie mijn recensie van het boek van Florian Welling, Paul Celan & Franz Kafka.