Leo Frijda
Petr Balajka publiceerde in 2018 in het Tsjechisch een boekje over de jongste zuster van Kafka dat nu ook in het Duits is verschenen: Ottla Kafka, Das tragische Schicksal der Lieblingsschwester Franz Kafkasi.
Het boekje is gelardeerd met citaten van Kafka, vooral uit diens brieven aan Ottla. In één van de voorin het boekje aangehaalde brieven, van maart 1919, typeert Kafka Ottla zo:
Du hältst, soweit meine Menschenaugen sehn, Dein Schicksal so selbstherrlich in der Hand, in einer kräftigen, gesunden, jungen Hand, wie man es sich nur irgendwie wünschen kann.
Achterin staan voorts Biografische Daten en dat is natuurlijk nuttig. Ottla, geboren 29 oktober 1892, was de jongste van drie zusters:
Ottla trouwde 15 juli 1920 met Josef David (door Kafka Pepik genoemd). David was geen Jood en dat viel binnen de familie eerst bepaald niet goed maar Kafka, die Ottla, zoals we lazen, om haar zelfstandige houding bewonderde, steunde haar. Daar gaat ook de hiervoor aangehaalde brief van maart 1919 over. Uit het huwelijk van Ottla met Josef David werden twee dochters geboren, Věra in 1921 en Helena in 1923.
Balajka maakt meteen een sprong in de tijd. Op 24 februari 1940 werd het huwelijk met Josef David ‘getrennt’. ‘Die Motivation war volkommen klar: ihre Töchter zu schützen und ihren Mann, den die Ehe mit einer Nichtarierin beruflich bedrohte.’ ‘Die Trennung’, aldus Balajka, ‘war eine Form der Scheidung von Ehepartners, die nich irreversibel war’. Dat lag anders bij ‘eine gerichtliche Scheidung’, een ‘endgültige Trennung einer Ehe die nicht umkehrbar war’. Balajka acht het onzeker of Ottla slechts ‘getrennt’ was of toch ‘vor der Deportation tatsächlich geschieden war’.
Enigszins anders hierover Alena Wagnerová in Die Familie Kafka aus Pragi:
Zweiffellos wollte Ottla auch schon wegen ihre Töchter aus dem Blickfeld der Behörden verschwinden. Die formelle Trennung schien in dieser Hinsicht die beste Lösung zu sein. Sicher ist allerdings auch, dass Ottlas Ehe mit Josef David kein grosses Glück beschieden war. (…)
Letzlich wurde jedenfalls nach der Trennung doch der zweite Schritt getan, die Scheidung und definitive Auflösung der Ehe.
Deze scheiding, al dan niet slechts van tafel en bed, is niet geheel voor niets geweest. Josef David en de beide dochters, Věra en Helena, hebben de Sjoa overleefd. Alleen Ottla is 3 augustus 1942 naar Theresienstadt gedeporteerd.
Kafka noemt Věra enkele malen in zijn brieven aan Ottla uit Matliary. Hij stelt de overbezorgde moeder gerust, wil dat Ottla aan Věra ook een kus van hem geeft en is ervan overtuigd dat Věra een slimme meid is. Kennelijk heeft Kafka ook een foto met moeder en dochter gekregen want hij stuurt Ottla op 8 augustus 1921 een ansichtkaart met de tekst:
Věra habe ich gleich erkannt, Dich mit Mühe, nur Deinen Stolz habe ich gleich erkannt, meiner wäre noch grösser, er gienge gar nicht auf die Karte. Ein offenes, ehrliches Gesicht scheint sie zu haben und es gibt glaube ich nichts besseres auf der Welt als Offenheit, Ehrlichkeit und Verlässlichkeit.
Věra is op 3 augustus 2015 op hoge leeftijd gestorven. Balajka heeft haar kort voordien nog opgezocht. Interessant is dat Věra toen nog of weer woonde in het huis Bílková-Strasse 4 dat Hermann Kafka in 1918 na verkoop van zijn handel in fournituren kon aankopen.
Op bijgaande afbeelding is te zien dat het om een prachtig complex ging dat bovendien uit meerdere woningen bestond. Hermann Kafka had bedacht dat zijn drie dochters en hun gezinnen daar ieder in een eigen appartement zouden kunnen blijven wonen.
Balajka heeft zijn ontmoeting met de toen 94-jarige Věra op de band opgenomen. Daarvan staan gedeelten in het boek. Věra schetst, kort samengevat, een beeld van haar moeder als een oprechte vrouw die het met iedereen goed kon vinden. Er is op het internet een ander interview met Věra te vinden waaruit Balajka eveneens citeertii.
‘Een biografisch toneelstuk’
De lezer is het pas goed duidelijk dat het volgende hoofdstuk, Ottla und Josef, vooral een reconstructie is als men vooraf de Nachbemerkung van het Praagse Franz-Kafka-Gesellschaft had gelezen. Daarin staat dat op 24 maart 2016, voordat het boek verscheen, een hoorspel over Ottla was uitgezonden. Op dat hoorspel is het boek gebaseerd.
Voor dit hoofdstuk heeft Balajka in ieder geval nog voldoende bronnen kunnen raadplegen om de relatie tussen Ottla en Josef te beschrijven. Zo weten we uit de brieven van Kafka dat Ottla eraan getwijfeld heeft of Josef David een goede keuze was. Misschien waren zij toch te zeer verschillend. Ottla besprak haar aarzelingen met Kafka die haar bemoedigde en na een lange kennismakingstijd van zo’n tien jaar trouwden Ottla en Josef David op 15 juli 1920.
De volgende hoofdstukken krijgt het boek van Balajka steeds meer de vorm van een ‘biografisch toneelstuk’ aldus een van de recensenteniii. Een andere recensent spreekt van ‘fictieve passages om de leegte in te vullen’.
Felix Herškovic verschijnt ten tonele over wie we in een door Balajka geschreven Postskriptum lezen:
Doktor Felix Herškovic und weitere im Verlauf der Handlung in Theresienstadt vorkommende Personen sind zwar rein fiktiv, die geschilderte Ghetto-Realität jedoch entspricht den Attaches.
Herškovic zou arts zijn geweest in Theresienstadt, daar Ottla van dichtbij hebben gekend en de Sjoa hebben overleefd. Hij komt al in deze fase van het boekje voor zodat kan worden geciteerd uit de laatste, heimelijk verzonden brief van Ottla uit Theresienstadt, gedateerd oktober 1943iv. In die daadwerkelijk verzonden brief schrijft Ottla aan Věra dat zij niet naar Polen maar waarschijnlijk naar Zwitserland of Zweden gaat.
Morgen früh fahre ich mit Kindern weg, aber nicht nach Polen, wahrscheinlich in die Schweiz oder nach Sweden. (…) Ich werde aber nicht traurig sein, uns stehen schöne Tage bevor. (…) wir werden uns sehr bald sehen…
Vervolgens draait de camera eerst weer even terug naar de jaren voor de bezetting van Praag. Ottla en Josef David woonden inmiddels, zoals Hermann Kafka het had gewild, met hun dochters Věra en Helena in de Bilková-Strasse. Met een dienstmeisje en een hond, genaamd Bělinka. Zo’n twee jaar na de bezetting van Praag gaat het mis. Valli, ook woonachtig in de Bilková-Strasse, wordt op 21 oktober 1941 met haar gezin gedeporteerd naar het getto van Lódź. Tien dagen daarna verdwijnen ook Elli en haar man naar die plaats. Valli en Elli gingen op 10 september 1942 ‘zum Tod in Gaswagen im nahe gelegenen Gutshof in Chełmno’.
Augustus 1942 is ook Ottla op transport gesteld, haar dochters bleven achter bij hun niet-Joodse vader. ‘Transport AAw verliess den Bahnhof Prag-Bubny am 3. August 1942, er masse 1.001 Juden. 924 von ihnen wurden in den folgenden Jahren ermordet’.
Kafka in Theresienstadt
‘Ich bin zu einem Sammler der unbegreiflichen und schwer zu verdauenden Geschichte der Schoah geworden’, schrijft Balajka in het begin van zijn boek. Hij weet wel dat niet alles meer te reconstrueren valt. ‘Mit der Relativität der Wahrheit’, verzucht hij, ‘muss ich mich abfinden’.
Balajka gaat er vanuit dat Ottla in Theresienstadt tewerk werd gesteld in het op 8 juli 1942 ingerichte Kinderheim L 417 voor jongens hoewel dat, voegt hij eraan toe, niet zonder meer vaststaat.
Ongeveer de helft van het boek bestaat vervolgens uit de gefingeerde gesprekken tussen Felix Herškovic en Ottla. Herškovic waarschuwt Ottla voor de transporten naar het oosten: ‘entschieden schlimmer als hier. Unvergleichbar schlimmer’.
‘Eines der Paradoxe des Lebens in Theresienstadt war der Reichtum und die Vielfalt des kulturellen Lebens’. En zo is juni 1943 in Theresienstadt ‘anlässlich des 60. Geburtstag von Franz Kafka auf einem geräumigen Dachboden, wo sonst Konzerte oder Opernaufführungen veranstaltet wurden, ein Vortrag gehalten. Ottla war dazu eingeladen.’
Kafka in Theresienstadt! Norbert Frýd was de organisator, schrijft Balajka. Frýd moet dit in een van zijn eigen boeken (Lahvová pošta) hebben vermeld. Wie de voordracht hield, staat niet in het boek van Balajka: ‘Ein deutscher Professor, dessen Namen sie (Ottla) überhörte, begann mit seinem Vortrag’.
Die gebeurtenis was in ieder geval al bekendv sinds het uitgebreid gedocumenteerde boek van H.G. Adler over Theresienstadt dat in 1955 is verschenenvi. Adler: ‘Man vergass auch nicht den 60. Geburtstag Franz Kafkas; einem Gedenkvortrag wohnten seine Schwester Ottile, Verwandte und zwei Mitschüler der Dichter bei.’ Adler noemt Frýd in dit verband nietvii.
De verwijzing naar verwanten en klasgenoten van Kafka maakt natuurlijk nieuwsgierig. Elders in zijn boek noemt Adler alleen de jonge dichter Georg Kafka, een ‘verre’ verwantviii. Verder was de ‘Mitschüler’ Emil Utitz in Theresienstadt. Utitz, net als Kafka in 1883 geboren, was ‘Leiter der Vortragsabteilung’ en van de ‘Ghettozentralbücherei’ix. Ook Otto Brod (1888-1944), de jongere broer Van Max Brod, was naar Theresienstadt gedeporteerd. In 1909 was hij met Kafka en Max Brod in Brescia en in 1910 in Parijsx. In Theresienstadt schreef hij een drama, Orpheus, dat daar ook is opgevoerd.
Vervolgens zag ik dat in 2019 een biografie van Adler was verschenenxi. Bevreesd dat Balajka zich te veel op alleen Tsjechische bronnen had verlaten, schafte ik mij dat boek aan. Het bracht me inderdaad verder. Het was Adler zelf die in Theresienstadt de voordracht hield. Daarmee begint Filkins zelfs zijn biografie. Frýd wordt ook door Filkins niet genoemd, zelfs niet als organisator.
De ‘lecture note’, de korte notitie aan de hand waarvan Adler in Theresienstadt over Kafka heeft gesproken, is boven water gekomen. De notitie bevindt zich in het Deutsches Literaturarchiv Marbach en is in het boek van Filkins afgedrukt. Dat geeft houvast. De inhoud van de notitie, duidelijk toegespitst op de situatie in Theresienstadt, neem ik gedeeltelijk over.
Franz KAFKA
60 Jahre.
Wer ist K?
(…)Besprechung (der Erzählungen) der Prozess. Die Wirkungen und Nachwirkungen. Der Zeitlose: K als Symbol des Leidenden Menschen dieser Zeit für den es einen Ausweg nicht gibt. Die Versöhnung durch den Tod.
Ook is door Filkins preciezer aangegeven waar de lezing van Adler werd gehouden: in ‘Barracks B V’ die bekend stond als ‘Magdeburger Barracks’. Ottla zou Adler namens de familie met zoveel woorden voor de gehouden voordracht hebben bedankt. Filkins voegt daaraan toe: ‘Since the Nazis had banned and burned his books, it is likely one of the few lectures, if not the only one, delivered on Kafka in the German-occupied countries of the time.’
Zeker niet ‘the only one’. Juni 1942 hield Vestdijk in Sint-Michielsgestel een lezing over Kafka waarin ook hij overeenkomsten ziet tussen het verblijf in het gijzelaarskamp en Der Prozeszxii.
Kindertransport
Felix Herškovic komt weer naar voren in Balajka’s hoofdstuk met de titel Freundschaft oder mehr? Herškovic heeft volgens Balajka romantische gevoelens voor Ottla. Van meer belang zijn de gesprekken die hij Herškovic en Ottla laat voeren over het transport van een groep kinderen. Herškovic wil niet dat Ottla hen begeleidt. Maar Ottla heeft zich aangemeld om met de kinderen mee te gaan en blijft bij haar besluit.
Wie die kinderen zijn, wordt duidelijker in het volgende hoofdstuk: Ankunft der Kinder aus Bialystok. Die kinderen uit Bialystok kwamen op 24 augustus 1943 in Theresienstadt aan. Het waren 1260 kinderen, ‘viele waren barfuss, alle in jämmerlichen Fetzen und halb verhungert’ lees ik bij Adler. Maar vooral hartverscheurend is de volgende passage:
Bald nach ihrer Ankunft wurden die Kinder, die in ihrer Heimat Bialystok bereits das ganze Judenleid im Osten erfahren hatten, gruppenweise ins Desinfektionsbad geführt, wo sich beängstigende Szenen abspielten. Die Kinder wussten von Gaskammern und wollten die Baderäume nicht betreten, sie schrieen verzweifelt: “Nicht, nicht! Gas!”
De kinderen uit Bialystok werden vervolgens in kamp ‘Kreta’ buiten de eigenlijke vesting in barakken ondergebracht. Zij hadden vrijwel alleen contact met hun verzorgers.
Op 5 oktober 1943, een week na Rosj Hasjana 5704, vertrokken de kinderen met 53 begeleiders, onder wie Ottla, uit Theresienstadt. Niet naar Zwitserland of Zweden maar naar Auschwitz waar allen kort na aankomst zijn vergast.
Ottla nam haar ‘Schicksal … in der Hand’. Leo Haas heeft van dit transport een tekening gemaakti. Die tekening staat in het boek van Balajka. Er is van dat transport nog een tekening, van Otto Ungar, die wél in het publiek domein is:
Noten:
- i Petr Balajka, Ottla Kafka, Das tragische Schicksal der Lieblingsschwester Franz Kafkas, Tredition 2019. De vertaling is van Werner Imhof.
- i Alena Wagnerová, Die Familie Kafka aus Prag, Fischer 2001.
- ii https://www.reflex.cz/clanek/zpravy/65608/zemrela-vera-saudkova-neter-a-nejspise-posledni-pametnice-franze-kafky.html
- iii Uit recensies die ik op internet vond.
- iv Mij lukte het niet deze brief in te zien die zich moet bevinden in het Archiv Anna Třeštiková en/of het Jüdisches Museum in Prag und Institut der Theresienstadter Initiative.
- v Zie bijvoorbeeld ook Alena Wagnerová (noot 2)
- vi H.G. Adler, Theresienstadt 1941-1945, Das Antlitz einer Zwangsgemeinschaft, J.C.B. Mohr (Paul Siebeck) 1955. Ik heb de tweede druk uit 1960.
- vii Ook Niels Bokhove noemt in zijn boek Reiziger in scheerapparaten Norbert Frýd als degene die de voordracht hield (bladzij 70 noot 2), Querido 1984.
- viii Zie over hem https://second.wiki/wiki/georg_kafka
- ix Presser heeft meegedeeld dat in de geïmproviseerde bibliotheek van Theresienstadt in 1945 een kleine 600 exemplaren van Heine bijeengebracht waren, ‘door mensen die naar dat kamp alleen het strikt onontbeerlijke konden meenemen’
- x Zie bijvoorbeeld Reiner Stach, Kafka von Tag zu Tag, Fischer 2018.
- xi Peter Filkins, H.G. Adler, A Life in Many Worlds, Oxford University Press 2019.
- xii Opgenomen in de essaybundel De Poolse Ruiter, Bert Bakker/Daamen (Ooievaars) 1958.
- i https://www.benuricollection.org.uk/search_result.php?item_id=32#