door Niels Bokhove
Eind 2016 is er een nieuwe Nederlandse vertaling van Kafka’s eerste roman Der Verschollene uitgekomen. Maar eerst iets over eerdere vertalingen.
De allereerste, van Nini Brunt, verscheen in 1954 (als Salamander in 1962) met de titel Amerika, vermoedelijk conform de toen recentste Duitse editie van Max Brod uit 1953. De kritische editie met de correcte titel Der Verschollene kwam uit in 1983; Kafka zelf had het immers zo genoemd in een brief aan Felice Bauer van eind 1912 en in zijn dagboek van Oudejaarsdag 1914. Op die uitgave baseerden Willem van Toorn en Gerda Meijerink zich bij hun nieuwe vertaling van 1995, zij het nu onder de nog steeds niet helemaal correcte titel Amerika – Der Verschollene. Deze laatste vertaling is nu, ruim twintig jaar later, opgevolgd door een van Van Toorn alleen, verrassenderwijs getiteld… Amerika of de verdwenen jongen!
Het is een bekend feit dat vertalers in Nederland en ook daarbuiten altijd moeite hebben gehad met de vertaling van ‘verschollen’ (om er een paar te noemen: The man who disappeared, The missing person (UK), Le disparu (F), El desaparecido (E), Mannen somt forsvant [De man die verdween] (N), Nezvěstný [De vermiste] (CR), Pražuvélis [≈ De verlorene] (LT)). In het Kafka-Katern van eind 1994 en begin 1995 is er de nodige aandacht voor dit probleem geweest: Herman Verhaar stelde De verlorene voor, Hans Eyl De verdwijning en ikzelf Spoorloos of, nog beter, De spoorloze. De kwestie draait om het perspectief, vanwaaruit de verdwenen persoon gezien wordt. Niet vanuit hoofdpersoon Karl Roßmann zelf, want hij is permanent aanwezig en zeker niet ‘voor zichzelf verdwenen’ — wat mogelijk een vorm van dementie of een psychische stoornis zou zijn (denk aan Oliver Sacks en zijn merkwaardige casussen). Misschien wél voor zijn ouders, die hem vanwege zijn bezwangering — zijns ondanks! — van het dienstmeisje des huizes verbannen hadden naar de USA. Mogelijk had Kafka een hoofdstuk gepland waarin Karls ouders tevergeefs hopen dat hij weer terug zal keren. Dat zou dan betekenen dat hij inderdaad voor hen alsnog verdwenen zou zijn. Maar dat hoofdstuk is helaas nooit geschreven, de roman is onvoltooid gebleven. Hoe dan ook, in het fragment, waarmee de kritische editie besluit, reist Karl per trein door ‘ein hohes Gebirge’ en langs ‘dunkle schmale zerrissene Täler’, een volstrekt onbekende bestemming tegemoet… Wat sterk doet denken aan het slot van Kafka’s verhaal ‘Der Kübelreiter’: ‘Und damit steige ich in die Regionen der Eisgebirge und verliere mich auf Nimmermehr.’
Van Toorn noemt deze uitgave in zijn toevoeging aan het oude nawoord van 1995 ‘een nieuwe vertaling’, de vorige is kennelijk helemaal herzien. Hij geeft echter niet aan, wat er dan zo erg mis is met die van 1995. En hij besluit: ‘Ze bood me ook de gelegenheid eindelijk de titel die Kafka zelf aan zijn onvoltooide roman gaf in de Nederlandse titel op te nemen, als moest Amerika wel gehandhaafd blijven omdat het boek onder die titel nu eenmaal wereldberoemd is geworden.’ Verkoopargument van de uitgever dus. Vooruit dan maar, maar of ‘de verdwenen jongen’ nou een gelukkige en goede vertaling is, blijft nog steeds de vraag.
Ook al is deze heruitgave op zich toe te juichen, toch is het jammer dat het oorspronkelijke plan van Querido c.q. Athenaeum—Polak & Van Gennep om de hele Duitse kritische editie in vertaling uit te brengen uiteindelijk gestrand is. Wat betreft de brieven, het dagboek en de ‘Nachlaß’ moeten we het dus nog steeds doen met de ‘witte’ uitgaven uit de jaren zeventig.
Niels Bokhove
Uitg. Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2016. ISBN 978 90 253 0160 6. 304 pp., € 19,99.