Niels Bokhove
A
PRIMAIR DEEL, d.w.z. publicaties van Kafka’s eigen teksten in diverse vormen
1 WERKUITGAVEN & VERTALINGEN
1925
‘Tot overwegen voor Hereruiters’ (vert. P.[aul] v.[an] O.[staijen], [met naschrift van] De Vertaler), in: (a) Vlaamsche Arbeid 15 (1925) 5/6 (mei/juni), 176-78; (b) P.v.O., Verzameld werk, dl. 3: Proza I: Grotesken en ander Proza (z.n. [De Sikkel/Daamen/Van Oorschot, Antwerpen/’s-Gravenhage/Amsterdam] z.j. [1954]), 223-29.
¶ Inh.: ‘Tot overwegen voor Hereruiters’, ‘Wens Indiaan te worden’, ‘De voorbijlopenden’, ‘Verstrooid naar-buiten-zien’, ‘De plotselinge wandeltocht’.
Opm.: vlg. de bezorger van (b) (411, aant. 11) vert. gemaakt in zomer 1925 n.a.v. Kafka’s dood, vlg. Van Ostaijens eigen naschrift echter ‘zomer 1924’.
Heruitgave: zie 2007.
Lit.: Beekman 1969, 127-30; Uyttersprot 1955, 1959.
1933
* ‘Fahrt zur Mutter’, in: Die Sammlung. Literarische Monatsschrift. Hrsg. von Klaus Mann (Amsterdam) 1 (1933/34) 2 (Okt.), 77-79.
¶ Bijschrift: ‘In Franz Kafkas ungedrucktem Nachlaß befinden sich u. a. 5 unvollendete Kapitel, die ihrem Zusammenhang nach in den großen Roman “Der Prozeß” [1925] gehören. Von diesen kostbaren Fragmenten veröffentlichen wir erstmals eine Probe.’ Zie P 351-55
Lit.: ‘Uit ”Die Sammlung”’, Het Volk, 12-10-1933.
Herdr., vert. Ruth Wolf: zie 1983.
1935
* ‘Tagebuchseiten’, in: Die Sammlung. Literarische Monatsschrift. Hrsg. von Klaus Mann (Amsterdam) 2 (1934/35) 7 (März), 347-53.
¶ Bijschrift: ‘Im Nachlaß des Dichters nehmen Aufzeichnungen über eine ostjüdische Wandertruppe einen nach Bedeutung und Raum gleich auffälligen Platz ein. In ihnen, die aus dem Herbst des Jahres 1911 stammen, offenbart sich zweierlei: der Humor des Dichters und eine kräftige Liebe zu seinem Volk, das ihm in diesen Komödianten zum erstenmal echt und eigenartig begegnet sein mochte. Andere Teile dieser Notizen finden sich im Almanach des Schockenverlags, [Berlin.] 1934/35.’
Inh.: passages uit T 57-101, 195-379.
1943
Das Stadtwappen — Kleine Fabel — Heimkehr — Der Aufbruch — Eine alltägliche Verwirrung — Er — Der Schlag ans Hoftor. Met zeven litho’s in origineel [en een met de pen geteekend portret van den schrijver] door Jan Bons. [I.e.b.], [Amsterdam] 1943.
¶ Inh.: Er omvat twee teksten uit deze reeks: ‘Er fühlt sich auf dieser Erde gefangen…’ en ‘Er hat zwei Gegner…’ (T 851v).
Opl. 30 genummerde exx., waarvan nrs. I-X voorzien van het portret, de overige exx. genummerd 11-30 (colofon). Nr. 26 in Koninklijke Bibliotheek, tevens gedigitaliseerd in Delpher.
Herdr.: in facs. [op basis van ex. nr. 13] met vert. door Thomas Graftdijk. Reflex/Joost Nijsen, Utrecht/Amsterdam 1983.
Lit.: Kees Broos & Paul Hefting, Een eeuw Grafische vormgeving in Nederland (V+K Publishing, Naarden 1995), 134; ‘Kafka versierd (1)’, Boekenpost 15 (2007) 92 (nov./dec.), 21v.
1944
De gedaanteverwisseling. Vert. van N.[ini] Brunt. [Luctor et emergo/H. van Krimpen], [ ‘s-Gravenhage] 1944 (GENIVS [nr. 17]).
¶ Vert. waarsch. gemaakt in 1938. Oplage 1000 exx. op gewoon papier, bovendien 10 genummerde exx. op Banzay-papier (elk met een verschillende tekening van Bertram Weihs), waarvan 4 in half-perkament gebonden (niet in de handel) en 6 ingenaaid en verpakt in doosje (De Jong).
Herdr.: zie 1950.
Lit.: ‘Kafka versierd (2)’, Boekenpost 15 (2007) 93 (jan./feb.), 16.
Ein Landarzt. [Met illustraties naar penteekeningen van Jan Bons.] 5lb. [= 5 ponden] pers [= A.A. Balkema], [Amsterdam] [1944].
¶ Oplage 55 exx., alleen bestemd voor vrienden van de ‘5 ponden pers’. In Catalogus van vijftig boeken en boekjes zonder toestemming uitgegeven in de jaren 1942-1945 door A.A. Balkema te Amsterdam (juni 1945), 8, vermeld als nr. 14.
Lit.: ‘Kafka versierd (1), Boekenpost 15 (2007) 92 (nov./dec.), 22. Zie over Balkema en 5 ponden pers: F.B., Het Parool, 23-6-1945.
1947
* ‘Aus dem Nachlaß’ & ‘Tekeningen van Franz Kafka’, in: Centaur. Internationaal Cultureel Maandblad 2 (1947) 1, 3v & 24.
¶ Inh.: ‘Der Auskunft’ [= ‘Ein Kommentar], ‘Der Unschuldige’ [= NSF II 381vv] en ‘Der Philosoph und der Kreisel’ [= ‘Der Kreisel‘]. Vlg. colofon onder copyright van Die Fähre, München. ‘Tekeningen van Franz Kafka’: de bekende zes figuurtjes.
Opm.: bijdragen verm. via Heinz Politzer, die vanuit Jeruzalem vast medewerker aan Centaur was.
* ‘Gracchus, de jager’, in: Wereldspiegel. Onafhankelijk maandschrift voor Nederland en België. Overzicht der Wereldpers (red. Halbo C. Kool) 1 (1946/47) 11 (Aug. 1947), 621-24.
¶ Vert.: waarschijnlijk Jenny van der Linden-Pisuisse, toen redactiesecretaresse.
1948
Het proces. Roman. Vert. Alice van Nahuys, inl. Albert Helman. Amsterdamsche Boek- en Courantmij NV, Amsterdam 1947 [recte: voorjaar 1948].
¶ Inh.: onvoltooide hoofdstukken, geschrapte passages en Brods nawoorden niet opgenomen.
Oplaag 1e druk: 2999 (ƒ 6,25 geb.), in loop van 1952 uitverkocht (Querido 1915-90, 106).
Opm.: eind 2021 bood een Duitse verkoper Van Nahuys’ exemplaren van de Duitse uitgaven van de drie romans in Gesammelte Schriften (2. Ausg., 1946) onder de titel ‘Trilogie der Einsamkeit’ aan.
Herdr.: zie 1953.
Die Verwandlung. [Houtsneden, tekeningen en omslag ontwerp door W.J. Rozendaal.] [St. ‘De Roos’], [Utrecht] [1948].
¶ Oplage alleen voor leden van Stichting ‘De Roos’. Zie D 1937.
Lit.: ‘Kafka versierd (2)’, Boekenpost 15 (2007) 93 (jan./feb.), 16v. Zie ook: Arjen Schreuder, ‘Collectie in Nijmegen van bibliofiele boeken is een lust voor het oog’ [tentoonst. ‘Bibliofiele Begeerten’, Nijmeegs Mus. Commanderie van Sint-Jan, okt.-nov. 1987], NRC Handelsblad, 22-10-1987.
* Die Verwandlung. Z.n., [Nijmegen] [1948].
¶ Met illustr..
Verm. de vorige uitg., hoewel ‘Nijmegen’ merkwaardig is. Wordt vermeld in cat. UB UvA (Allard Pierson Depot OTM: KG 84-129).
* ‘In de Dom’, in: Singel 262 (Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij/Querido, Amsterdam 1948), 19-26.
¶ Attendering op Het proces, 1947. Vgl. toelichting in Singel 262. Zesentwintig biografieën (ibid., 1949), 104: ‘Het verhaal van ieder onzer, teruggebracht op zulk een hoog plan, dat het met adembenemende beklemming de ernstige levensvragen aan een symbolisch onderzoek onderwerpt: een procedure waarvan niemand de rechters, noch zelfs de aard van de beschuldiging kent, maar die toch uitermate reëel is en noodlottig eindigt.’