Pieter Steinz schreef onder meer Made in Europe. De kunst die ons continent bindt, in 2014 verschenen bij Nieuw Amsterdam Uitgevers. In zijn inleiding noteerde hij:

‘Denkend aan Europa zie ik gedeelde cultuur, van Dublin tot Lesbos en van Sint-Petersburg tot Lissabon; literatuur en kunst die grenzen overstijgen.’

Een van de hoofdstukken gaat over Kafka. De familie Steinz was zo vriendelijk ons via de uitgever toestemming te verlenen die tekst over te nemen zodat Pieter Steinz ‘op deze manier niet vergeten wordt’. Daar sluiten wij ons graag bij aan. Wij verwijzen bovendien naar het in memoriam dat Niels Bokhove kort na het overlijden van Pieter Steinz schreef en dat onder Nieuwsberichten is te vinden.
De stoot tot het opnemen van het artikel van Pieter Steinz gaf Elisa Pesapane die ons het gebruik van haar tekening bij een essay van Steinz,
Van muggen en mammoeten (uitgave van ‘De Toekomst’, 2017), aanbood. Het essay gaat weliswaar over Italo Calvino en niet zozeer over Kafka, maar op de begeleidende illustratie van Elisa Pesapane komen Pieter Steinz en Franz Kafka voor:

V.l.n.r. Jorge Luis Borges, Italo Calvino, Pieter Steinz en Franz Kafka

Pieter Steinz — Kafka: Die Verwandlung, Das Schloss, Der Prozess

(uit: Made in Europe. De kunst die ons continent bindt, hoofdstuk 38)

Uit de boekenkast van mijn ouders herinner ik me een fotoboek, Kafka’s Prague – loodzwaar in dubbel opzicht, want de ene pagina was nog somberder dan de andere. Het waren moderne, rond 1980 genomen, foto’s van de plaatsen waar Franz Kafka had gewoond, gewerkt en gelopen. Allemaal in zwart-wit en met veel slagschaduw, of het nu de claustrofobische straatjes van de oude stad waren, de synagogen en art-nouveauhuizen in het voormalige joodse getto, of de St-Vitusdom en de Burcht op de linkeroever van de Vltava (beter bekend als de Moldau). Het was de beeldtaal van de legendarische Orson Welles-productie The Trial (1962), waarin Kafka’s bekendste roman in het idioom van de film noir was gegoten.

Wie Kafka heeft gelezen, projecteert de beklemmende sfeer uit zijn romans en verhalen op de stad waarover de schrijver opmerkte: ‘Praag laat je niet los, dit moedertje heeft klauwen.’ Dat zijn beroemde romans Das Schloss en Amerika zich daar helemaal niet afspelen, en dat Praag in Der Prozess of in beroemde stadsverhalen als Die Verwandlung en Das Urteil niet met name wordt genoemd, doet daarbij nauwelijks ter zake. En ook niet dat de bestaande Kafka (1883-1924) veel vrolijker was dan je zou denken, of dat er veel humor – en zelfs slapstick – in zijn werk is te ontdekken. Voor de proef op de som hoef je de verhalen alleen maar samen te vatten: een man ontwaakt als een enorm insect; een zoon laat zich door zijn vader tot de verdrinkingsdood veroordelen; een circusartiest vast tot de dood erop volgt; een beul doodt zichzelf bij de demonstratie van een nieuwe martelmachine.

Maar het is waar: Kafka dankt zijn status als invloedrijkste prozaschrijver uit de wereldliteratuur maar ten dele aan zijn vermogen om absurde gebeurtenissen realistisch en soms ronduit grappig te beschrijven. Ten minste zo belangrijk is zijn beklemmende weergave van existentiële onzekerheid en allesvermalende bureaucratie. Niet voor niets zijn er twee bijvoeglijke naamwoorden van zijn naam afgeleid – kafkaësk en kafkaiaans – die tot het dagelijks taalgebruik zijn doorgedrongen. Wie gemangeld wordt door helpdesks of ambtelijke procedures, roept al gauw Kafka aan. Wie geconfronteerd wordt met valse beschuldigingen of het beste probeert te maken van een nachtmerrieachtige situatie, voelt zich verwant met de tragische hoofdpersonen uit Kafka’s onvoltooide, postuum gepubliceerde romans Der Prozess (1925) en Das Schloss (1926).

Het is moeilijk te zeggen welke van die twee hoofdpersonen het beklagenswaardigst is: Joseph K., die ‘zonder dat hij iets misdaan heeft’ op een ochtend wordt gearresteerd en vergeefse pogingen doet om zijn misdaad én zijn rechters te achterhalen; of de voornaamloze landmeter K. die even onsuccesvol in contact probeert te komen met zijn opdrachtgevers op een mysterieus kasteel. Beiden komen ellendig aan hun eind. Joseph K. wordt door twee beulen ‘als een hond’ afgemaakt; K. sterft – zo weten we van Kafka’s vrienden, want de schrijver overleed aan tbc voor hij Das Schloss van een slot kon voorzien – van frustratie en uitputting zonder dat hij de kasteelheer ooit heeft ontmoet.

Hoewel Das Schloss, net als de rest van het ongepubliceerde oeuvre, door Kafka bestemd werd voor de brandstapel (waarvan zijn vriend Max Brod het redde), moet het door de schrijver beschouwd zijn als zijn magnum opus. Niet alleen is het zelfs zonder tekstvarianten dikker dan Der Prozess en het veel lichtere Amerika; ook heeft het een veelzijdiger hoofdpersoon. Terwijl Joseph K. een statische elckerlyc is die past in de religieus-juridische allegorie die Kafka met Der Prozess wilde schrijven, is K. een man van vlees en bloed, die vanaf zijn aankomst in het kasteeldorpje in soap-achtige betrekkingen met de bewoners verzeild raakt. Wat niet wil zeggen dat Das Schloss gevrijwaard is gebleven van eindeloze interpretatie. De roman is in de loop der jaren gelezen als een zoektocht naar God, een satire op de Oostblokbureaucratie, een aanklacht tegen antisemitisme, een allegorie op het menselijk onvermogen en een symbolische autobiografie (waarbij de onbenaderbare autoritaire kasteelheer stond voor Kafka’s tirannieke vader). En net als Der Prozess wordt Das Schloss ook vaak gezien als een sombere impressie van het leven in de verkalkte Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie – het spiegelbeeld van de schelmenroman De avonturen van de brave soldaat Švejk (1920-1923) van Kafka’s Tsjechischtalige stadgenoot Jaroslav Hašek. Met Franz Kafka, de Duitstalige joodse Tsjech uit Oostenrijk-Hongarije, kun je alle kanten op. En juist dat maakt hem zo’n populair rolmodel voor schrijvende satirici, pessimisten, mystici, magisch-realisten, profeten en symbolisten. Nog dagelijks debuteert er wel ergens ter wereld een schrijver die zich door zijn werk laat inspireren. En die is in goed gezelschap: onder de tientallen beroemde schrijvers die zich schatplichtig hebben verklaard aan de strenge stilist met de vleermuisoren zijn Samuel Beckett, Jorge Luis Borges, Gabriel García Márquez, Saul Bellow, Albert Camus, W.F. Hermans, Italo Calvino, Harry Mulisch (die hem even voorbij liet komen in De procedure), Philip Roth, Milan Kundera, Paul Auster en J.M. Coetzee. Allemaal zijn ze anders, maar allemaal schrijven ze naar het credo dat Kafka formuleerde in een van zijn dagboeken: ‘Ein Buch muß die Axt sein für das gefrorene Meer in uns.’