door Leo Frijda
Milena, Kafkas Freundin, is de titel van het boek van Margarete Buber-Neumann uit 1963. De boeken die de laatste jaren over Milena Jesenská zijn verschenen, verwijzen in de titel veelal niet meer naar Kafka: Milena Jesenská kan op eigen benen staan.
In dit overzicht van over Milena verschenen boeken zie ik af van een samenvatting van het leven van Milena en van de periode dat Kafka en Milena intensief briefcontact met elkaar hadden. Daarover is, meen ik, genoeg bekend. Wel met de aanbeveling de brieven van Kafka aan Milena, ‘geschriebene Küsse’, nog eens te lezen maar niet in het Nederlands omdat de in 1967 verschenen vertaling van Nini Brunt nog is gebaseerd op de incomplete uitgave van Willy Haas zonder vermelding van de data waarop de brieven zijn geschreven. Lees liever de Erweiterte Neuausgabe, in de pocketuitgave van Fischer. Verder staan de brieven uit 1920 in het vierde deel van de door Hans-Gerd Koch verzorgde en geannoteerde brievenuitgave. Deel 5, waarin de brieven vanaf 1921, is wel al aangekondigd maar nog niet verschenen.
Behalve het boek van Buber-Neumann zijn er de oudere biografieën van Jana Černá, de dochter van Milena, oorspronkelijk in het Tsjechisch geschreven (de Duitse vertaling dateert van 1985) en van Alena Wagnerová, Milena Jesenská, Biographie, uit 1996. Daarna zijn er nog enkele biografieën verschenen. Ik noem de van 2016/2018 daterende goede en gemakkelijk leesbare biografie van Alois Prinz, Sie ist ein lebendiges Feuer, Das Leben der Milena Jesenská (Insel Verlag).
Al in 2003 verscheen Ravensbrück, van de hand van Steve Sem-Sandberg. Daarvan is enige tijd later bij Anthos een Nederlandse vertaling uitgekomen: Ravensbrück, Een duizelingwekkende roman over Milena Jesenská. Een roman dus maar Sem-Sandberg is dicht bij zijn bronnen gebleven. Anders ligt dat bij de vorig jaar verschenen roman van Stephanie Schuster, Milena und die Briefe der Liebe, met als ondertitel Kafka ist ihr Leben, das Schreiben ihre Leidenschaft, onderdeel van een door Aufbau uitgegeven reeks boeken over Aussergewöhnliche Frauen zwischen Aufbruch und Liebe. Over dit boek ben ik minder te spreken. De omslag van het boek is al een waarschuwing. Het is geen slechte roman, dat niet, maar Schuster gebruikt soms citaten uit de brieven van Kafka op nogal willekeurige momenten en in haar boek gedragen Milena en Kafka zich in Wenen en Gmünd bijna net zoals andere liefdesparen. Dan moet de lezer maar beseffen dat het een roman is.
Ontmoetingen
Kafka en Milena hebben elkaar in 1920 twee keer ontmoet, van 30 juni tot 4 juli in Wenen en 14 en 15 augustus van dat jaar in Gmünd. Wie het boek van Reiner Stach, Kafka von Tag zu Tag, raadpleegt ziet bij deze dagen zeer weinig vermeld. Eigenlijk alleen dat Kafka en Milena op 3 juli in Wenen het Wienerwald hebben bezocht en op 14 augustus in Gmünd met elkaar hebben gewandeld. We weten het nu eenmaal niet precies.
Het fraaie boek van Hartmut Binder, Kafkas Wien, uit 2013 geeft veel informatie, met afbeeldingen en kaarten waarop de plaatsen staan aangegeven die Kafka en Milena in Wenen kunnen hebben bezocht. Zo zijn er foto’s van het Südbahnhof waar Kafka op 30 juni 1920 aankwam en van het nabijgelegen hotel Riva waar hij de dagen daarna verbleef. De met Milena gemaakte tocht in het Wienerwald heeft Binder zo nauwkeurig mogelijk gereconstrueerd. En dat geldt eveneens voor de intieme kant van hun relatie. Het blijft ‘reconstrueren’ zij het dat Kafka naderhand daaraan een prachtige passage heeft gewijd die ik graag aanhaal. In zijn brief van 9 augustus 1920 schrijft Kafka aan Milena:
Da ich Dich liebe (…) liebe ich die ganze Welt und dazu gehört auch Deine linke Schulter, nein es war zuerst die rechte und darum küsse ich sie, wenn es mir gefällt (und Du so lieb bist die Bluse dort wegzuziehn) und dazu gehört auch die linke Schulter und Dein Gesicht unter mir im Wald und das Ruhn an Deiner fast entblössten Brust. Und darum hast Du recht, wenn Du sagst dass wir schon eins waren und ich habe gar keine Angst davor, sondern es ist mein einziges Glück und mein einziger Stolz und ich schränke es gar nicht auf den Wald ein.
Kafka vertrouwde Milena. Hij liet haar de brief aan vader en zijn dagboeken lezen. Milena van haar kant begreep met wie zij te maken had. Haar brieven aan Max Brod laten daarover geen twijfel bestaan. Reiner Stach schrijft in Kafka, Die Jahre der Erkenntnis: ‘Sie kannte nicht nur seine Angst, sie kannte ebenso seinen Humor, seinen Charme, seine praktischen und diplomatischen Fähigkeien und nicht zuletzt seine Sehnsucht nach Intimität.’
Toch maakt Kafka na Wenen terugtrekkende bewegingen. Dat valt in een paar woorden niet samen te vatten. Maar wellicht heeft Kafka dat zelf al gedaan in een in die tijd geschreven en door Stach in dit verband aangehaalde korte schets (zie Nachgelassene Schriften und Fragmente II, Konvolut 1920, bladzij 334):
Ich kann schwimmen wie die andern, nur habe ich ein besseres Gedächtnis als die andern, ich habe das einstige Nicht-schwimmen-können nicht vergessen. Da ich es aber nicht vergessen habe, hilft mir das Schwimmen-können nichts und ich kann doch nicht schwimmen.
Stach meent op goede gronden dat dit zichtbaar maakt wat Kafka toen kan hebben bewogen. Dat valt in Kafka, Die Jahre der Erkenntnis na te lezen. Zijn benadering is voorzichtig en wat hij hierover schrijft behoort, durf ik wel te zeggen, tot zijn beste bladzijden.
In Gmünd komen Kafka en Milena niet dichter bij elkaar. Integendeel. In zijn brieven geeft Kafka aan over Gmünd niet te willen schrijven. Toch heeft Kafka ook over Gmünd een tekst geschreven waarin hij aan Milena denkt ‘so wie Du etwa in Gmünd auf der Wiese liegst.’
Deze bij Binder terug te vinden en door mij enigszins ingeperkte foto van Milena, liggend tussen bloemen, is gedateerd 1927 en dus niet uit de tijd dat Kafka en Milena elkaar in Wenen en Gmünd hebben ontmoet. Ik kan echter niet nalaten naar de foto te kijken in het licht van wat Kafka eerst over Milena in Wenen en daarna over Milena in Gmünd heeft geschreven.
Onder de titel Begegnung an der Grenze, Milena Jesenská und Franz Kafka in Gmünd heeft Thomas Samhaber in 2020, niet toevallig honderd jaar na dato, een boekje gepubliceerd (Verlag Bibliothek der Provinz). In dit boekje staan de belangrijkste brieven en andere documenten over de relatie Milena/Kafka. In hun samenhang is dit verhelderend, al zijn die teksten ook elders te vinden. Samhaber heeft een laatste hoofdstuk toegevoegd, getiteld Panorama, waarin hij de nodige wetenswaardigheden over Gmünd vermeldt. En dat is nuttig.
Uit de uitvoerige brief van 5 juli 1920 die Kafka aan Milena schreef over zijn terugreis van Wenen naar Praag, weten we van de moeilijkheden met paspoort en visum die de reiziger indertijd konden overkomen op het station nabij de grensplaats Gmünd. Dat station aan de Franz Josefs-Bahn dateert van 1909 en was zo’n 2,8 kilometer buiten het centrum van Gmünd aangelegd. Als gevolg daarvan lag dat station na de Eerste Wereldoorlog in Tsjechië maar de daarbij gelegen plaats Gmünd in Oostenrijk. Zonder visum doorreizen van Wenen naar Praag kon niet, zoals Kafka begin juli 1920 ondervond, maar reizigers uit Wenen konden wel zonder visum op dat al in Tsjechië gelegen station uitstappen en daar ook verblijven. Het maakte die grensplaats dus geschikt voor een nieuwe ontmoeting tussen Kafka en Milena.
Vlak bij het station lag hotel Huber waar Milena en Kafka ieder een kamer zouden hebben genomen. Dat hotel had een eigen, aangrenzend Kaffeehaus. In Begegnung an der Grenze staan diverse foto’s uit de tijd dat Kafka en Milena daar enige tijd verbleven.
In 1922 is het in Tsjechië gelegen gebied nabij Gmünd met het station en het hotel omgedoopt tot České Velenice. En zo heet die grensplaats nabij Gmünd nog steeds. Daar vindt van 22 tot 25 juli a.s. het internationale cultuurfestival Übergänge – Přechody plaats. Ook Kafka en Milena spelen in dat festival, ruim honderd jaar na dato, hun rol.
Voor wie geïnteresseerd is: ÜBERGÄNGE –PŘECHODY.
Feuilletons en reportages
Onder de titel Alles ist Leben bezorgde Dorothea Rein al in 1984 de oorspronkelijk door Milena in het Tsjechisch geschreven Feuilletons und Reportagen 1919-1939. Vorig jaar heeft Alena Wagnerová een uitvoeriger bundeling van de Feuilletons und Reportagen 1919-1939 bij Wallstein gepubliceerd onder de titel Prager Hinterhöfe im Frühling. Deze nieuwe vertaling, schrijft Wagnerová in haar verantwoording, is gebaseerd op de in 2016 verschenen Tsjechische bundeling van de geschriften van Milena van de hand van Marie Jiráskova.
In de jaren dat Kafka en Milena intensief briefcontact met elkaar hadden, publiceerde Milena in het liberale dagblad Tribuna dat in Praag verscheen zodat Kafka haar bijdragen vrij gemakkelijk kon lezen. Dat doet hij dan ook en op 29 mei 1920 schrijft hij vol bewondering: ‘das ist keine gewöhnliche Schreiberin, die das geschrieben hat. Ich habe danach zu Ihrem Schreiben fast so viel Vertrauen wie zu Ihnen selbst. Ich kenne (bei meiner geringen Kenntnis) im Tschechischen nur eine Sprachmusik, die der Božena Němcová, hier ist eine andere Musik, aber jener verwandt an Entschlossenheit, Leidenschaft, Leiblichkeit und vor allem einer hellsichtigen Klugheit.’ Božena Němcová is de schrijfster van Babička, een boek waarvan Kafka hield. Er is enige tijd geleden een Nederlandse vertaling verschenen onder de titel Grootmoeder.
In Tribuna las Kafka, schrijft hij aan Milena, het verhaal Kavárna, in het Duits Das Kaffeehaus. ‘Während ich es las, war mir als gieng ich auf und ab vor dem Kaffeehaus, tag und nacht, jahrelang; immer wenn ein Gast kam oder weggieng, überzeugte ich mich durch die geöffnete Tür, dass Du noch immer drin warst und dann nahm ich wieder die Wanderung auf und wartete.’
Kavárna stond in de Tribuna van 10 augustus 1920. Milena, ik citeer uit de vertaling in Prager Hinterhöfe im Frühling, bespreekt daarin de ‘literarischen Kaffeehäuser, diese weithin und der ganzen Stadt bekannten Versammlungsorte des geistigen Lebens und der Bohème, wie das Prager Union, das Wiener Central, das Berliner Café des Westens, das Pariser Monmartre’. ‘Den eigentlichen Humus, die eigentliche Atmosphäre eines Kaffeehauses bildet die Schar der Journalisten, von allen möglichen Zeitschriften, namhaften, weniger namhaften und ganz und gar nicht namhaften.’
Vooral de bijdragen van Milena aan het weekblad Přitomnost (Gegenwart) in de periode oktober 1937 tot juni 1939 maken indruk. Juist lijkt mij de constatering van Wagnerová in haar voorwoord: ‘Mit ihren politischen Reportagen erreichte sie zweifellos den Höhepunkt ihrer eigenen journalistischen Arbeit’.
Přitomnost was een onafhankelijk blad dat in Praag verscheen en onder leiding stond van Ferdinand Peroutka. In de periode dat Milena aan dat blad haar medewerking verleende, vallen de Anschluss van Oostenrijk van 13 maart 1938, de inlijving van Sudetenland, bekrachtigd op 29 september 1938 in München, en de komst van de Duitse troepen in Praag op 15 maart 1939. Als journalist maakte zij ter plaatse en van dichtbij mee wat zich toen in dat deel van Europa al afspeelde.
In de eerste twee bijdragen van Milena van respectievelijk 27 oktober 1937 (Die Gestrandeten) en van 30 maart 1938 (Lynchjustiz in Europa) staan de vele emigranten centraal, vooral Joden maar ook socialisten, op wie veelal wordt neergekeken. Enkele aanhalingen: ‘Denn ein Emigrant – das ist ein Neger, noch dazu ein Neger unter Weissen, und er lebt, wo er nicht hingehört …’ En even verderop: ‘Heutzutage braucht man in Europa keine farbige Haut, um zum Neger zu werden.’ ‘Wie viele jüdische Neger gibt es jetzt? Im Dritten Reich etwa eine halbe Million. In Wien und Österreich etwa 300.000.’
Ik haal deze passages aan omdat we daarin een echo horen van wat Kafka haar in een brief van ruim dertig jaar eerder had geschreven. Jan Jesenský, de vader van Milena, was een overtuigd Tsjechisch nationalist die weinig ophad met Ernst Pollak, de Joodse echtgenoot van Milena. Kafka betrekt zich ook zelf in dit oordeel als hij schrijft: ‘… zwischen Deinem Mann und mir ist vor Deinem Vater gar kein Unterschied, für den Europäer haben wir das gleiche Negergesicht …’.
In haar reportages gaat Milena in op de door Henlein gestichte Sudetendeutsche Partei en doet zij verslag over haar bezoek aan tot het Sudetenland gerekende deel van Tsjechië. Zij schrijft indringend over het lot van de Joden: ‘Wohin würden Sie gehen, wenn Sie Angst hätten, dass jemand an Ihrer Tür klingelt und Sie in ein KZ verschleppt?’
Het is dan nog juli 1938 maar al voor september van dat jaar weet zij dat het Sudetenland verloren is. Als Chamberlain en Hitler hun akkoord hebben gesloten, concludeert Milena in Přitomnost dat de strijd om de vrijheid eerst nu begint. En als binnen een jaar daarna de Duitse troepen Praag zijn binnengemarcheerd, vraagt ze zich af: ‘Werden wir wirklich je nebeneinanderleben – Deutsche, Tsjechen, Franzosen, Russen, Engländer -, ohne uns zu verletzen, ohne uns hassen zu müssen, ohne einander Unrecht anzutun?’
Een van haar laatste bijdragen voor Přitomnost heeft Milena als titel meegegeven Soldaten wohnen auf den Kanonen, een aan de aandacht van de censor ontsnapte verwijzing naar de Dreigroschenoper die tijdens het nationaalsocialisme verboden was. Over de Dreigroschenoper had Milena zich eerder, in het blad Tvorba, in lovende bewoordingen uitgelaten. De liederen van Brecht, meent zij, ‘sind einfach und klar wie der Tag, haben Tiefgang und fassen in wenigen Worten die Idee der kämpferischen Front von heute’.
Brieven van Milena
In een van zijn brieven aan Milena verzucht Kafka ‘wenn nicht die Tribuna wäre, diese Möglichkeit jeden Tag etwas von Dir zu finden und dann das tatsächliche Finden hie und da’.
Kafka had bovendien nog de brieven van Milena. ‘Das was Du über mich schreibst, ist entsetzlich klug, ich will gar nichts zufügen, es ganz unberührt so stehn lassen.’ We kunnen het niet meer teruglezen. De brieven van Milena aan Kafka zijn verloren gegaan. Net als de meeste brieven die zij aan anderen heeft geschreven.
Alena Wagnerová heeft enkele wel teruggevonden brieven van Milena gepubliceerd onder de titel ‘Ich hätte zu antworten tage- und nächtelang’. Die uitgave dateert al van zo’n vijfentwintig jaar geleden. Een belangrijk gedeelte van de bewaard gebleven brieven was gericht aan Willi Schlamm, net als Milena medewerker van Přitomnost. Schlamm was in 1938 met zijn vrouw uit Wenen gevlucht en wist uiteindelijk Amerika te bereiken.
Terecht concludeert Wagnerová dat de brieven aan Schlamm temeer doen beseffen hoeveel met de brieven van Milena aan Kafka verloren moet zijn gegaan. Treffend is wat Milena aan Schlamm schrijft over hun persoonlijke relatie op het snijvlak van liefde en vriendschap. Een paar citaten uit de allereerste brief na het vertrek van Schlamm zomer 1938 (Milena is dan in Škrdlovice, even buiten Praag):
Ja, es gibt Sonne hier und es sind Blumen hier. Es ist ganz wundervoll hier, Willi. Wenn ich aus den 27 Stunden, die ich Dir geschenkt habe, eine zurückbekommen könnte, und wenn ich gegen Abend hier allein mit Dir sitzen könnte, ich glaube, ich könnte Dir dann vieles sagen. Oder vielleicht würde ich das Gefühl verlieren, dass es viel zu sagen gibt und für eine Stunde wieder das Gefühl haben, es ist alles im Ordnung. Ich war immer sehr glücklich, wenn ich es glauben konnte.
[…]
Gerade Deine Freundschaft war der sichere Boden, die merkwürdige, verzauberte Welt von einigen Stunden, die ich sicher mein ganzes Leben lang zu den schönsten rechnen werde.
En in een latere brief van augustus 1938 schrijft Milena:
Ich beginne die guten Seiten daran zu suchen, dass Du weg bist: gute Seiten des Briefeschreibens. Einem Menschen, den ich nie mehr in meinem Leben sehen werde, kann ich doch alles schreiben. Und ich kann Dir zwanzig Mal am Tage sagen, dass ich Dich liebe, und niemand kann mir dafür etwas tun. Wunderbar!
‘Die Kunst stehen zu bleiben’
De bijdragen van Milena voor Přitomnost komen in de loop van 1939 tot stilstand. In augustus van dat jaar kwam het laatste nummer uit. Toch staat er in Prager Hinterhöfe im Frühling nog een laatste bijdrage getiteld Von der Kunst stehen zu bleiben. Die bijdrage is gedateerd 5.4.1939 en daarin vertelt Milena dat zij eens als klein meisje, toen Tsjechië nog deel uitmaakte van Oostenrijk-Hongarije, heeft gezien hoe de spanningen tussen de Tsjechen en de Oostenrijkers zo hoog opliepen dat de politie tussenbeide moest komen. Toen de Tsjechen het politiekordon bereikten, werd door de politie op hen geschoten en maakten zij zich uit de voeten. Vlak voor de gewapende politiemensen bleef één man staan. Op de grond naast hem lag een Tsjechische jongen die was geraakt. Die man liep niet weg maar boog zich naar de gewonde en begon hem te verbinden. Het was de vader van Milena. Zij leerde daardoor, schrijft ze, ‘wie selten das ist: die Kunst stehen zu bleiben’.
Přitomnost kon niet meer verschijnen. Milena publiceerde daarna – anoniem – in het illegale blad V Boy (Ten strijde) en zij speelde een centrale rol in een verzetsgroep die vooral Joden in veiligheid bracht. Voor hen stelde Milena haar huis in Praag aan de Kourimská 6 open en Joachim von Zedtwitz, een medisch student met een auto, bracht hen naar de grens. Milena en Von Zedtwitz behoren tot The Righteous Among The Nations. Op de site van Yad Vashem staat in de getuigenis van Von Zedtwitz: ‘Milena impressed me as a most intelligent woman, who had great political wisdom, and was incredibly courageous’.
Op 11 november 1939 is Milena door de Gestapo gearresteerd. Marie Jirásková heeft in 1996 bij Verlag Neue Kritik een boekje gepubliceerd onder de titel Kurzer Bericht über drei Entscheidungen, Die Gestapo-Akte Milena Jesenská. Dat was mogelijk geworden omdat intussen in Praag de gerechtelijke stukken over het tegen Milena gevoerd proces waren teruggevonden.
Na haar arrestatie is Milena februari 1940 naar Dresden overgebracht. Hoogverraad werd haar ten laste gelegd maar kon niet bewezen worden. Op 17 juni 1940 werd Milena vrijgelaten maar niettemin in ‘Schutzhaft’ naar Praag teruggebracht en in de gevangenis van Praag-Pancrás opgesloten tot haar afvoer naar Ravensbrück. Achter in het boek over Die Gestapo-Akte Milena Jesenská staat als extra een aan Milena toegeschreven anonieme bijdrage uit V boj van augustus 1939.
Voorjaar 1940 kon Milena uit de Praagse gevangenis nog een brief schrijven aan haar dochter Jana, in 1928 geboren uit haar huwelijk met Jaromir Krejcar. Deze brief is als laatste opgenomen in het boek van Alena Wagnerová ‘Ich hätte zu antworten tage- und nächtelang’. Het is een ontroerende brief waarin Milena zich zo uit: ‘Eine alte Mutter, die nichts hat, nur Dich, aber das ist ungeheuerlich viel, ich bin ungeheuerlich reich, Honzo, und glücklich, dass ich Dich habe.’
Jana, koosnaam Honza, is vernoemd naar haar grootvader Jan Jesenský die vooral ook bekend staat als een tirannieke, conservatieve man maar dat beeld behoeft bijstelling. Niet alleen is de naamgeving van de dochter al een teken dat de wonden uit vroeger jaren toen lijken geheeld. Dat was zeker het geval in de jaren dat Milena in de gevangenis Praag-Prankrác en in Ravensbrück verbleef. Daar schreef zij brieven aan Honza en haar vader. Een aantal van deze brieven is teruggevonden en door Alena Wagnerová in 2015 in Neue Rundschau onder de titel Briefe von Milena Jesenská aus dem Gefängnis gepubliceerd. De lezer, schrijft Wagnerová terecht, ‘wird überrascht sein, wie liebevoll und zärtlich Milena mit dem Vater in ihren Briefen umgeht.’ De laatste brief aan Jan Jesenský, met de aanhef ‘mein Liebster’, dateert van 13 september 1943 en is pijnlijk om te lezen omdat Milena daarin laat doorklinken dat het laatste moment nabij kan zijn.
Bijgevoegd is ook de brief van Buber-Neumann waarin zij Jan Jesenský meedeelt dat Milena op 17 mei 1944 ’s morgens om half vier is gestorven. Uit het boek van Buber-Neumann weten we hoe moedig Milena zich in Ravensbrück heeft gedragen.
Terecht ligt in Praag bij de woning aan de Kourimská 6 een stolperstein.
mei 2021