door Niels Bokhove
Het is algemeen bekend dat rond de Eerste Wereldoorlog een aantal avantgarde bewegingen in Europa opkwamen als een reactie op de kunst van de 19de eeuw en ook de Jugendstil: bijv. De Stijl in Nederland, futurisme in Italië, Orfeu in Portugal, constructivisme in Rusland, dada in Zwitserland, en, last but ot least, poëtisme en met name Devětsil in het toenmalige Tsjechoslowakije.
In het algemeen kunnen we zeggen dat Franz Kafka geen bijzondere interesse had voor de Tsjechische beweging of een van de andere. Maar hij lijkt toch wel énige interesse te hebben gehad in… dada, in 1916, precies honderd jaar geleden nu, in Zürich begonnen.
In 1916 publiceerde de beroemde, van oorsprong Roemeense maar toen Franse dadaïst Tristan Tzara een opmerkelijk boekje, La Première Aventure céléste[!] de Mr Antipyrine, geïllustreerd met acht, deels gekleurde linosneden door zijn landgenoot Marcel Janco en gedrukt in ongeveer 500 exemplaren, dus tamelijk zeldzaam.1
Verrassend genoeg schijnt een exemplaar in Kafka’s bezit geweest te zijn, tenminste, één bibliotheeklijst, samengesteld door Kafka’s vriend Max Brod en diens vrouw Elsa, vermeldt het.2 Bovendien was het een exemplaar ‘mit pers[önlicher] Widmung’, van wie weten we niet, misschien wel Tzara of Janco.
Hoe het in Kafka’s handen is gekomen weten we ook niet; mogelijk was de schrijver Melchior Vischer de bemiddelaar, omdat hij contacten had met zowel de dadagroep in Berlijn als met Kafka. Zo kreeg Kafka in 1922 van Vischer exemplaren van diens novellen Der Hase en Der Teemeister (1922) mét opdracht toegezonden; Kafka’s dankbrief voor Der Hase is bewaard gebleven.3 Dit geldt ook voor de boekjes zelf, vol met Kafka’s aanstrepingen, nu aanwezig in de universiteitsbibliotheek van de Bergische Universität in Wuppertal.4 Maar helaas geldt dit niet voor Tzara’s boekje.
In maart 1920 kwam dada naar Praag in de persoon van ‘Oberdada’ Richard Hülsenbeck, Raoul Hausmann5 en Johannes Baader. Het is onbekend of Kafka hun voorstellingen heeft bijgewoond, maar we hebben een glimp van zijn mening over deze beweging, toen vijf jaar oud, dankzij een gesprek met de — overigens niet geheel betrouwbare — Gustav Janouch over het mogelijke verband tussen dada en geestesziekte: ‘Der Dadaismus ist — ein Gebrechen. Das geistige Rückgrat ist geknickt. Der Glaube ist gebrochen.’6 Wat hij hier met ‘Glaube’ bedoelde is onduidelijk, maar ik vermoed dat het om het geloof in de voortzetting van de 19de-eeuw kunst en kultuur gaat, waar dada vanaf wilde vanwege hun complete bankroet culminerend in de Eerste Wereldoorlog, door een gloednieuw begin te maken.
Aankondiging van dada in Praag (Prager Tagblatt, 7-2-1920), het programma en begin van verslag (Montagsblatt, 8-3-1920)
1 Facsimile-herdruk in 2005 verschenen bij Éds. Dilecta, Parijs.
2 Bernhard Echte, ‘Monsieur Pyrine in Prag’, du. Die Zeitschrift der Kultur (1994) 9 (Sept.).
3 Afgedrukt in: Peter Engel, ‘…als führte ich ein Gespräch mit dem Buch’. Unbekannter Brief Franz Kafkas an den Schriftsteller Melchior Vischer’, Rhein-Neckar-Zeitung, 19/20-12-1987.
4 Jürgen Born, Kafkas Bibliothek (S. Fischer, 1990), p. 53-55.
5 Van Raoul Hausmann zijn zelfs herinneringen aan een ontmoeting met Kafka in 1923 in Berlijn overgeleverd, opgenomen in de uitgebreide editie van Hans-Gerd Kochs bundel ‘Als Kafka mir entgegenkam…’ Erinneringen an Franz Kafka (Verlag Klaus Wagenbach, 2005), p. 206-10, maar in hoeverre Hausmanns duim hier de bron is, is nog de vraag.
6 Gustav Janouch, Gespräche mit Kafka. Erw. Ausg. (S. Fischer, 1968), p. 222.