Niels Bokhove
Op 18 maart jl. (2022) overleed de balletdanser Jaap Flier (1934). Zijn carrière als choreograaf begon hij in 1955 met een ballet geïnspireerd door Kafka’s Het proces.
Het jaar ervoor was Sonia Gaskell leidster van het Nederlands Ballet geworden. Een van haar eerste initiatieven was het stimuleren van experimenteel ballet. De jonge dansers Aart Verstegen, Rudi van Dantzig en Jaap Flier kregen het verzoek om dat te realiseren. Verstegen kwam met La Colonnade op muziek van Darius Milhaud, Van Dantzig met Nachteiland op muziek van Claude Debussy, en Gaskell zelf met De stoelen naar het boek van Eugène Ionesco op muziek van Rudolf Escher.
Flier volgde in zekere zin Gaskell: hij koos Kafka’s Het proces als inspiratiebron en liet Jan Mul een compositie maken voor piano en slagwerk. En dat niet alleen: voor het décor en kostuums kreeg hij niemand minder dan beeldend kunstenaar Constant en ook Anton Rooskens aan zijn zijde.
Op 20 maart 1955, bijna precies 67 jaar vóór zijn overlijden, vond de première plaats in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. De persreacties waren verdeeld maar over het geheel genomen waarderend. Ik citeer daar uitvoerig uit, niet alleen over de première. (Lees vooral de recensie in De Waarheid!) Helaas vond ik weinig beeldmateriaal van Fliers uitvoering.
‘Jaap Flier heeft voor het Proces vrijwel de gehele groep nodig gehad, en dat bracht hem wel eens in moeilijkheden. Een groot ensemble vergt een vaste hand van componeren en die kan bij een debuut geen zinnig mens terstond verwachten. Niettemin heeft Fliers choreografie een menigte aan goede vondsten en toneeleffecten en bereikt hij (mede door de ijzeren bouwsteiger die als decor dient) scènische beelden die op het netvlies blijven hangen. Het vierde deel van het ballet wordt door een uit de opera weggelopen sterfscène ontsierd, maar Josef K.’s ontmoeting met de rechters (sinistere rollen van Conrad van de Weetering en Aart Verstegen) en in het ensemble der “beklaagden” bespeurt men ook bij deze debutant-choreograaf een oprecht zoeken naar nieuwe, strakke vormen. Ook in dit geval danste de maker de titelrol, begrijpelijkerwijs eveneens goed.’ (W. B.[oswinkel], Algemeen Handelsblad, 21-1-1955)
‘Jaap Flier had zich de gecompliceerde opgave gesteld om de essentie van Kafka’s roman “Het Proces” in bewegingen uit te drukken. Het geheel had een sterk beklemmende sfeer. Als danscompositie was zijn stuk, ook al door te weinig contrastwerking, te lang om spanning te houden. De muziek, door Jan Mul speciaal voor dit werk geschreven, had alle kwaliteit om de bewegingen van markante impulsen te voorzien. Ze werd evenwel goeddeels ontkracht door de slordige vertolking aan de vleugel.’ (Piet Pijnenborg, de Volkskrant, 21-1-1955)
‘Als [Jaap Flier], bevangen door Het Proces van Kafka, tracht dit [= ballet als “een sublieme, korte, beeldende en rhythmische samenvatting van een gedachte of een sfeer, gevangen in haar puurste essentie en vertolkt met geheel ‘eigen’ middelen”] in een ballet te belijden, ontbreken hem de rijping en de techniek die ordening en expressie makkelijk zouden maken.Als er dus, op de compositie van Jan Mul, een onverwerkt mengelmoes ontstaat van Jooss-achtige groeps-effecten en gebaren plus klassieke passen, over-pathetisch maar eerlijk in zijn onrijpheid, blijft er hoop. Hij kan rijpen, loskomen van onartistieke breedsprakigheid,, en naarmate hij het vak onder de knie krijgt, zal hij méér kunnen uitdrukken met minder.
[…]
Dat Jaap Flier, ondanks de uitvoerige programma-toelichting, niet voor iedereen duidelijk zal zijn geweest die Kafka’s boek niet kent, is hinderlijk, maar (nog) niet erg.’ (C. Nicolaï, Het Parool, 21-1-955)
‘Jaap Flier blijkt literair aangelegd, getuige zijn Kafka-ballet Het proces. Er wordt minder werkelijk in gedanst dan wij van deze perfecte danskunstenaar hadden verwacht.’ (Delboy Baer, Algemeen Dagblad, 21-1-1955)
‘O zeker, men mag Jaap Flier niet onthouden, dat hij in “Het proces” iets heeft voelbaar gemaakt van de waanzinnige, doffe, blinde en onbenaambare verschrikking, die in Kafka’s roman heerst. Maar dit effect — overigens te omslachtig en te langdurig nagestreefd, maar dat zijn de vergeeflijke en leerzame fouten van het experiment — is in hoofdzaak bereikt met regie en toneelbeeld, ver doorgetrokken ook met beweging, doch als dans beweging is, dan is beweging nog geen dans — en dit is dan een fout, die niet vergeeflijk is.’ (Leo Hanekroot, De Tijd, 21-1-1955)
‘Daar was allereerst een groot ballet van Jaap Flier, geïnspireerd op Franz Kafka’s roman “Het Proces” en met muziek van Jan Mul met zijn prachtig opgevoerde beklemming, zijn sterke expressionistische kanten en zijn niet steeds te duiden, maar wel duidelijk voelbare symboliek. Het werd uitstekend gerealiseerd tegen simpele, maar sfeervolle décors van Anton Rooskens en Constant met Jaap Flier als een prachtig bezielde Josef K.’ (Jan Spierdijk, De Telegraaf, 21-1-1955)
‘JAAP FLIER (20) voelt zich meer aangetrokken tot het dramatische dan tot het komische, hetgeen duidelijk blijkt uit zijn ballet Het Proces naar het boek van Kafka. JAN MUL hielp hem het muziekprobleem oplossen.’ (Pennewip, ‘Draaiboek’, de Volkskrant, 28-1-1955)
‘Jaap Flier bleek slechts aan het zwart te geloven. Hij had zich gewaagd aan “Het proces” van Franz Kafka. Aan “duistere” literatuur dus, maar als literatuur groots in zijn soort. Kafka leefde in een andere tijd dan de onze en zijn psychische nood, zijn verbeten strijd met het probleem “leven” was door en door echt. Kafka torste in eenzaamheid het leed van de hem omringende wereld en een oplossing zag hij niet. Wat ons in Kafka kan boeien is de waarachtigheid van zijn sentiment. Maar niet bevredigt ons zijn uitzichtloosheid.
Juist echter om die uitzichtloosheid scheen Flier zich met Kafka verbonden te voelen. Een uitgangspunt, dat wij — voor een jong kunstenaar — allesbehalve gezond achten. Daarbij zag Flier over het hoofd, dat het subtiel gebruik, dat Kafka van de schrijftaal wist te maken een transpositie in gebarentaal practisch uitsluit. Nu bleef het ieder, die “Het proces” niet heeft gelezen, volslagen onduidelijk, wat zich op het toneel afspeelde. En wie het wèl had gelezen, kon uit hetgeen hij te zien kreeg, nauwelijks Kafka herkennen. Het enige wat Flier wist op te roepen was dan ook een ondergangsstemming waarvoor wel geen toeschouwer erkentelijk zal zijn!’ (N.[?], De Waarheid, 29-1-1955)
‘Ook het ballet van de jonge danser, Jaap Flier, geïnspireerd op de roman “Het proces” van Kafka, muntte niet uit door duidelijkheid. Flier had met dit onderwerp veel te hoog gegrepen en het is hem niet gelukt om de obsederende roman om te zetten in zijn eigen danstaal. Ook hier trof echter telkens weer de wijze van behandelen en de hardnekkigheid waarmee alle coquette verleidingen werden weerstaan.’ (Alfred Kossmann, Het Vrije Volk, 25-2-1955)
‘Jaap Fliers Proces, geïnspireerd op Kafka, blijft ook bij herhaald zien naar onze smaak te hoekig van beweging. Het is evenwel artistiek eerlijk opgezet en door de maker zelf met spanning gedanst. Evenals Rudi van Dantzig wil ook Jaap Flier getuigen van zijn inzichten in een bepaalde conflictsituatie. Dat hij het gegeven nog wat litterair oplost, is hem zeker niet te verwijten. Met behulp van het Duitse expressionisme en sober gehouden aankleding door Anton Rooskens en Constant, komt hij echter al een heel eind.’ (R.F., Het Vaderland, 14-3-1955)
‘Naar Franz Kafka’s beroemde roman “Het Proces” maakte Jaap Flier een knappe choreografie. Uiteraard kan een dergelijk ballet niet de gehele inhoud van de roman weergeven. Jaap Flier heeft dit dan ook niet gepoogd. Hij probeerde de beklemmende sfeer van “Het Proces” in de taal van de dans tot uitdrukking te brengen en o.i. is hij hierin uitnemend geslaagd. Jaap Fliers conceptie is veel evenwichtiger dan Rudi van Dantzigs Nachteiland. Hij heeft dit ballet gebaseerd op enkele teksten uit de roman, die de kern van het boek inderdaad raken. Op zichzelf reeds is dit o.i. een compliment waard. Jaap Flier danste de rol van Josef K. zeer goed, doch soms iets te uitdrukkelijk. Adembenemend waren de rechters, Aart Verstegen en Conrad van de Weetering: onpersoonlijke vertegenwoordigers van een bureaucratie, waarin het individu geen bestaansrecht meer heeft. Willy de la Bye was een goed getroffen Leni. Rudi van Dantzig en Maria Huisman dansten de rollen van een Man en een Vrouw zeer aanvaardbaar. Een goede prestatie leverde ook het corps-de-ballet.’ (A.I., Arnhemsche Courant, 21-2-1956)
Over een latere ‘herziene en her-bezielde’ versie in 1961:
‘Veel sterker was […] “Het Proces”, een knappe en expressieve choreografie van Jaap Flier op muziek (piano en slagwerk) van Jan Mul. Jaap Flier gaf hierin een prachtig gedanste uitbeelding van de strijd van de enkeling tegen een vijandige gemeenschap. Twee sombere, groteske rechters verschijnen op een schavotachtige verhoging, waar ze ten slotte de veroordeelde als in Kafka’s proces het hart doorsteken. Dit van inventie getuigende ballet werd met sterke spanning gedanst en verdiende de langdurige bijval ten volle.’ (v. d. V., De Telegraaf, 7-4-1961)
‘Voltooid verleden mag men […] Het Proces van Jaap Flier achten. De [onleesbaar] instudering lijkt strakker geworden maar gestileerd en met betere afstand tot het literaire uitgangspunt van Kafka’s werk. Maar ook nu, na zoveel jaren door de choreograaf herzien en her-bezield, blijft het amper meer dan een tasten naar de middelen, die expressie kunnen geven aan de nog onduidelijke gevoelens, die de maker in beroering brachten. Dat er in Flier een artistieke bewogenheid leeft, werd opnieuw onderstreept. Maar of deze bewogenheid zich scheppend zal kunnen uiten (en niet her-scheppend, door zelf te dansen), lijkt me nog steeds een onbeantwoorde vraag.’ (C. Nicolaï, Het Parool, 22-4-1961)
Flier werd in 1970 leider van het Nederlands Dans Theater en blikte het jaar erop in een interview door een onbekende collega terug:
‘Jaap Flier […] gaf zichzelf in 1955 de moeilijkste opdracht van ons allemaal, door een literair gegeven als “Het Proces” van Kafka in een ballet te willen omzetten. Het zou te veel gezegd zijn als ik beweerde, dat hij daar toen helemaal uitgekomen is. maar het werd minstens een boeiend werkstuk, met een zeer experimentele opzet en als decors bijvoorbeeld een buizenconstructie, die het dansen op verschillende niveaus mogelijk maakte. De muziek werd toen speciaal voor hem door Jan Mul gecomponeerd, wat aan Jaap een enorme vrijheid van handelen bood. Zelf vindt hij dit ballet en zijn laatste “Nouvelle avonture” de beste dingen, die hij gemaakt heeft, terwijl hij de tussenliggende werken, die overigens evenals deze beide zeer experimenteel waren, brandmerkt als mislukkingen.’ (anon., Limburgsch Dagblad, 12-6-1971)