door Niels Bokhove
In de special ‘Berlin als Zwischenstation’. Franz Kafka in Berlijn 1923-1924 van het Kafka-Katern uit mei 1999 stond een artikel over Kafka en de door hem gevolgde cursus aan de Hochschule für die Wissenschaft des Judentums uit mijn pen. Daarin laat ik zien dat niet, zoals met name door Max Brod gesteld, Julius Guttmann en Harry Torczyner Kafka’s docenten waren maar de rabbijn Julius Grünthal. Ik gaf een korte levensschets, uiteraard inclusief het minstens eenmalige bezoek dat Kafka en zijn toenmalige partner Dora Diamant hem medio september 1923 thuis brachten.
Julius Grünthal is geboren in 1875 en gestorven in 1943. Om dat tweede betekenisvolle jaartal gaat het in dit verband.
Grünthal, getrouwd met Ottilie Bloch, had twee kinderen: dochter Margarete (‘Grete’) (*1905) en zoon Josef (* 1910). In de jaren dertig waaierde het gezin uit en ik schreef daarover:
… in maart 1934 emigreerde zoon Josef voor goed naar Israël en werd daar een vooraanstaand componist. Ongeveer in dezelfde tijd week zijn zuster Grete met haar man Fritz Jacobsohn (en hun zoon Heini?) uit naar Eindhoven, waar hij bij Philips ging werken. Vlak voor 1939 zocht ook haar vader (inmiddels sinds 1936[?] weduwnaar) zijn toevlucht bij haar. Allevier werden zij bij de Duitse inval in mei 1940 in concentratiekampen, onder meer in Auschwitz, geïnterneerd, vermoedelijk daarna verspreid over andere kampen. Twee jaar lang leefde Grete gescheiden van man en kind, op 26 april 1945 werd zij door de Amerikanen bevrijd en op 18 juni keerde zij terug naar Eindhoven. Twee weken eerder was Heini al teruggekeerd, kort daarna arriveerde via Praag ook Fritz (die als ‘Duitser’ zijn baan bij Philips niet direct terugkreeg!). Vader Grünthal echter keerde niet terug: hij werd op 13 april 1943 in Westerbork op transport gezet naar Sobibor en kwam daar drie dagen later om.
(Aanvullingen: Grete, geboren in Berlijn in 1905, trouwde al in 1932, de in 1935 in Eindhoven geboren Heini heette officieel Heinz, als Henry Jacobson gestorven in 2020 in de USA. Fritz werd in 1903 geboren, eveneens in Berlijn.)
Tijdens een Kafka-congres in Jerusalem in oktober 1999 nam ik de gelegenheid te baat om daar Grünthals zoon Josef te bezoeken, die na zijn emigratie naar Israël de achternaam Tal had aangenomen (foto van beiden hiernaast). Hij overleed in 2008 en sindsdien heb ik heel af en toe contact met zijn zoon Etan Tal. Onlangs stuurde deze mij een pdf van een artikel over pas ontdekte brieven van Grünthal aan zoon Josef: ‘Berlin – Palästina. Julius Grünthal an seinen Sohn Josef Tal, 1934-1939’ door Gesine Bottomley in Zeitschrift für Ideengeschichte 13 (2019) nr. 4 (Winter) (helaas niet gratis te downloaden op de site van dit tijdschrift). Hierin is met name sprake van Grünthals laatste brief van 7 september 1939 vanuit Eindhoven. Voor mij de aanleiding om te vragen waar precies in Eindhoven Grünthal bij zijn dochter heeft gewoond. Het antwoord was een PDF van de originele brief met in de aanhef:
Daguerrestraat 16 dus. Een zoektocht op Google Maps was toen snel gedaan: het bleek in de wijk Groenewoud te liggen in het noordelijke stadsdeel. Met als verrassend resultaat dat niet alleen de woning in kwestie nog bestaat maar in het trottoir voor de woning ‘Stolpersteine’ zijn aangebracht voor Pauline Jacobsohn-Cohn en Julius Grünthal. Pauline blijkt de inwonende schoonmoeder van Grete te zijn. ‘Stolpersteine’ zijn gedenkstenen in het trottoir voor de woningen van door de nazi’s omgebrachte joden, in 1992 een initiatief van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Deze twee stenen en vele andere in Eindhoven zijn geplaatst in 2009-11 (zie <struikelehv.nl> en <jonet.nl/struikelstenen-app-is-een-levend-project-waardoor-de-verhalen-niet-verloren-gaan>).
Uit de diverse webpagina’s over deze ‘struikelstenen’ blijkt dat Grünthal op 2 mei 1939 in Eindhoven arriveerde en op 9 of 10 april 1943 in Westerbork aankwam. Hij heeft dus bijna vier jaar in Eindhoven mogen wonen. Zo is Kafka – met flinke overdrijving – op wonderlijke en tragische wijze met deze ‘lichtstad’ verbonden.
Niels Bokhove
De huidige Kafka-Kring-voorzitter Leo Frijda schreef in 2011 op de site van Crescas ook over Grünthal in ‘Kafka in Berlijn’, in 2015 opgenomen in zijn Kafka-essaybundel Op het balkon van de elektrische tram (p. 146-51) met een aanvulling in zijn Tel me bij me de amandelen (2019). Met dank aan Lucas Bruijn voor enkele aanvullingen over de Jakobsons.
Zie over de ‘Stolperstein’: <stolpersteine-guide.de/biografie/1576/daguerrestraat-16>, <www.stolpersteine-berlin.de/en/biografie/2687>, <www.tracesofwar.nl/sights/27474/Stolpersteine-Daguerrestraat-16.htm>, <www.joodsmonument.nl/nl/page/53916/daguerrestraat-16-eindhoven>. De Nederlandse ‘Stolpersteine’ worden in licentie gemaakt door Alexander Stukenberg in een atelier achter het Goethe-Institut in Amsterdam.