Bij zijn 140e geboortedag, 3 juli 2023
Niels Bokhove
Over de vrouwen in Franz Kafka’s leven is al het nodige (en misschien ook onnodige) geschreven. Denk alleen al aan Milena Jesenská en Dora Diamant, elk met een of zelfs meer biografieën, en Felice Bauer, die met een ‘vie romancée’ is vereerd. Maar over één vrouw is bij mijn weten nog niet geschreven.
Het woordje ‘die’ in de titel is dubbelzinnig. Als dat het onderwerp van de bijzin is, slaat het op de vrouw, als lijdend voorwerp is Kafka het onderwerp. Beide zijn op zich zinvol, maar in dit geval is alleen de eerste optie van toepassing.
Op 3 juli 1883 werd, zoals bekend, in Praag Franz Kafka geboren in de ouderlijke woning in het voormalige Nikolauskloster op de hoek van de Niklasgasse en de Enge of Goldne Gasse, later de Maiselgasse. (Hoe laat precies weten we niet, om onbekende redenen blijken astrologen 7 uur ‘s ochtends aan te houden.) De eerste vrouw die hem zag was niet, zoals we misschien geneigd zijn te denken, zijn moeder Julia Kafka-Löwy maar natuurlijk: de vroedvrouw. We kennen haar naam, want ze staat als zodanig vermeld in de geboorteaangifte in de kolom ‘Hebamme’: Sofie Popper.
In zeker opzicht was Sofie Popper de belangrijkste vrouw in Kafka’s leven, want zij zorgde er mede voor dat hij in goede staat ter wereld kwam. Verrassend betekenisvol is in dit verband wat de boreling bijna veertig jaar later in zijn dagboek noteerde: ‘Das Zögern vor der Geburt. Gibt es eine Seelenwanderung, dann bin ich noch nicht auf der untersten Stufe. Mein Leben ist das Zögern vor der Geburt.’
Dat het een jongen was, betekende extra veel voor de ouders: er was een opvolger voor hun galanteriefirma. En dat bleek extra van belang toen enkele jaren later twee broertjes, Georg en Heinrich, werden geboren die al vrij snel stierven. Maar uiteindelijk zou Franz andere ambities blijken te hebben…
Hoe de ouders op de geboorte van hun eersteling reageerden weten we niet. Een geboorteannonce in een Praagse krant is niet bekend. We weten wel hoe vader Kafka veel later, eind 1911, uitbundig reageerde op de geboorte van kleinzoon Felix:
‘Als vorgestern die Mutter um 1 Uhr in der Nacht von meiner Schwester zurückkam mit der Nachricht von der Geburt des Jungen, zog mein Vater im Nachthemd durch die Wohnung, öffnete alle Zimmer, weckte mich das Dienstmädchen und die Schwestern und verkündete die Geburt in einer Weise, als sei das Kind nicht nur geboren worden, sondern als habe es auch bereits ein ehrenvolles Leben geführt und sein Begräbnis gehabt’ ,
aldus Onkel Franz. En veel later schreef moeder Kafka: ‘Unser ältester Sohn Franz war ein zartes aber gesundes Kind.’
Over de joodse Sofie Popper is het een en ander te vinden om haar enigszins een gezicht te geven, zij het niet letterlijk: een foto van haar was onvindbaar.
Sofie Popper is in 1844 geboren in Praag als vijfde kind van Baruch Bunzl (ook Bunzel, 1810-1869) en Maria Bunzl-Jeiteles (1817-1855), wonend in de Pinkasgasse 34 in Josefstadt, het toenmalige joodse ghetto. Bijna twintig jaar oud trouwde ze op 19 april 1863 met de zeven jaar oudere joodse koopman Markus Moses Popper (1837). Zij gingen wonen op Hampasgasse 249, heel handig vlakbij het Israeliten-Spital in het Spitalgäßchen, zij vestigde zich hier in 1876 of nog eerder als ‘geprüfte Hebamme’. Vanaf dit adres (tegenwoordig ongeveer de bocht in U Starého Hrbitova) naar Kafka’s geboortehuis naast de Niklaskirche was het voor Sofie ongeveer 5 minuten lopen. (Beide adressen zijn bij een wijksanering eind 19de eeuw verdwenen.) Eind 1884 verhuisde ze naar de Josephstättergasse, ingang Doctor-Gasse 129-V, in 1889 naar de Geistgasse 121 en in 1897 naar de Königshofergasse (nu: Králodvorská ul.) 19.
Een paar jaar na Kafka’s geboorte raakte Sofie Popper kennelijk in een vervelende situatie die haar reputatie zou kunnen schaden, want ze zag zich gedwongen deze annonce in het Prager Tagblatt van 1 juni 1887 te plaatsen:
‘Um irrig verb[r]eiteten Gerüchten entgegenzutreten erkläre ich hiemit öffentlich, daß die verstorbene Frau A. W. nicht in meiner Behandlung gestanden ist.’
Wat er aan de hand was weten we niet. Maar dat neemt niet weg dat minstens drie tevreden ouderparen, van wie één kind doodgeboren ter wereld kwam, in de loop der jaren hun dank aan haar publiekelijk in de krant zetten.
In de jaren negentig en ook het volgende decennium was Popper ook bestuurlijk actief en wel als bestuurslid van de Praagse tak van de ‘Unterstützungsverein für Hebammen in Wien’.
Op 6 augustus 1911 overleed Sofie Popper, 67 jaar oud. De volgende dag bracht het Prager Tagblatt dit treurende maar ook lovende bericht:
‘Gestern verschied hier nach kurzem schweren Leiden Frau Sofie Popper geb. Bunzl im 67. Lebensjahre. Die Dame erfreute sich durch ihre besondere Herzensgüte und Selbstlosigkeit in weiten Kreisen der Prager Gesellschaft großer Beliebtheit. An der Bahre trauern der greise Gatte Herr Markus M. Popper, weiter ihre Kinder, die Herren: Richard Popper, Kartonnagenfabrikant, Theodor Popper vom Hause Brüder Perutz, und Alfred Popper, Repräsentant der Akt.-Ges. für Lederindustrie, die Frauen: Mathilde Kohn (Firma Sigmund Kohn) und Helene Weinberg.’
De volgende dag riepen ook de joodse ‘Unterstützungsverein “EMES”’, waarvan Alfred lid was, en de vereniging ‘Treue Brüder’, waartoe naast naast hem ook Richard en Theodor behoorden, hun leden in het Prager Tagblatt op, de begrafenis op aanvankelijk 8 maar verschoven naar 9 augustus op de Joodse begraafplaats in Straschnitz bij te wonen (waar in 1924 ook haar boreling zijn laatste plek zou vinden). Haar familie had geen rouwadvertentie in de krant gezet, maar op 12 augustus stond er wel een grote dankannonce van de familie in het Prager Tagblatt. Haar man overleed op 20 december 1916.
Juist in de weken rond haar overlijden had Kafka ‘auf den Schwimmschulen […] aufgehört, für meinen Körper mich zu schämen.’ Het lichaam dat Sofie Popper met toewijding bijna dertig jaar eerder ter wereld had geholpen.
Na Franz’ geboorte
Zoals gezegd werden na Franz twee zeer kortlevende broertjes geboren. Daarna volgden in rap tempo drie dochters: Gabriele (‘Elli’) in 1889, Valerie (‘Valli’) in 1890 en Ottilie (‘Ottla’) in 1892. De zes bevallingen hadden bij moeder Kafka hun sporen achtergelaten, meldde Kafka twintig jaar na Ottla’s geboore:
‘Aber da saß freilich auch meine arme Mutter da, die niemals Zeit dazu hatte und es auch nicht richtig anzustellen gewußt hätte, ihren Körper in Ordnung zu halten und die nun von den 6 Geburten und der Arbeit aufgedunsen und gekrümmt ist’.
(links ca. 1882, rechts 1914)
Zoals bekend waren er enkele momenten in zijn leven dat Kafka dacht aan het eigenhandig ongedaan maken van zijn geboorte — ‘über das Geboren-werden klage ich’, bekende hij in 1920 aan Milena Jesenská —, maar laten we het daarover in dit verband nu niet hebben. Hoe keek Kafka tegen zijn eigen geboorte aan? Hij ervoer niet alleen een ‘Zögern vor der geburt’, maar had zelfs een prenataal schrikbeeld: ‘Noch nicht geboren und schon gezwungen zu sein, auf den Gassen herumzugehn und mit Menschen zu sprechen.’ In de strijd om het eigen bestaan ‘komme ich mir förmlich wie ungeboren vor’.